Toen ik net begon met moeder zijn, pak ’m beet acht jaar geleden, was ik een beetje een alto. Ik was een van de alternatievelingen van de stad, niet met legerkisten en een hanenkam, maar wel met een draagdoek en/of een blote borstvoedingsborst.
Motorrijders
Ik herkende gelijkgestemden meteen, en we groetten elkaar zoals motorrijders dat doen.
Vrijdenkende andere moeders, die nog niet zo ver waren, vroegen of dat niet ingewikkeld was, zo’n draagdoekdinges? Of ze verkondigden dat hun baby er nooit in gewild had. Wie ervoor open stond, kreeg een lezing over huidhonger, ergonomie en draaglingen. Wie er niet voor open stond trouwens ook. Ik heb nogal de neiging om door te slaan in mijn enthousiasme. Ben een fanatiekeling. In mijn werk, in de liefde, maar vooral in het moederschap.
Lees ook: Natuurlijk ouderschap, 9x herkenning
Ik heb de neiging om door te slaan in mijn enthousiasme
Andersdenkenden
Nee, niet iedereen had zin om te luisteren naar mijn voordrachten. Een vriendin die haar kind met alle liefde per kinderwagen vooruit duwde en de fles gaf, vond bij mij – hoe zeg je dat netjes? – geen aansluiting meer. Achteraf best jammer. Maar ik had toen inderdaad geen ruimte voor andersdenkenden. Totaal geabsorbeerd door mijn kind en alles wat ik over natuurlijk ouderschap leerde. Ik pleitte voor tolerantie voor mijn visie, maar niet andersom. Oeps. We namen afscheid van elkaar.
Gepredik
Ondertussen zag ik tot mijn grote genoegen steeds meer moeders met baby’s aan hun borst en draagdoeken op hun buik. Zo veel, dat ik bij de geboorte van kind twee, vijf jaar geleden, al lang niet alle dragende moeders bij naam kende. En bij kind drie, tweeënhalf jaar terug, keken ze me een beetje gek aan als ik ze groette op straat. ‘Heb ik wat van je aan ofzo?’
Mijn vriendinnengroep herstructureerde zich. Hele goede vriendinnen zagen mijn enthousiasme en waren zo wijs om naar mijn gepredik te luisteren en er hun voordeel mee te doen. Ze kenden mij en mijn fanatisme en besloten blijkbaar dat er misschien wel iets in zat (wat eerlijk gezegd toch wel waar is). En ik gaf ze een draagdoek als kraamcadeau, dus knoopten ze braaf hun baby op hun buik.
De norm
Daarbij sloot ik een hoop nieuwe vriendschappen. Met lieve altootjes. Nou ja, alto? Inmiddels leek het wel alsof legerkisten en een hanenkam de norm waren geworden. Er was niets opzienbarends meer aan. Ik betrapte mezelf er zelfs steeds vaker op dat ik twee keer moest kijken als ik moeders zag die het anders deden. Niet omdat ik ze stom vond of omdat ik dacht dat ze niet genoeg van hun kinderen hielden, maar omdat ik simpelweg niet meer gewend was aan flessen en rijdende maxi cosi’s. Althans, niet in mijn wereld. Ik vroeg ze: is dat nu niet ingewikkeld, zo’n kinderwagendinges? En ik verkondigde dat mijn baby er nooit in gewild had, wat waar was.
Vervolgens keerden we weer allebei terug in onze eigen wereld. En dat was prima.
Meer lezen:
William & Martha Sears | Het attachment parenting boek
Melanie Visscher | Wat baby’s nodig hebben
Fotografie: Jana Boekholt