Wij hebben thuis – vraag me niet hoe we eraan komen – een kookboek dat The Traditional Australian Heritage Cookbook heet. Hartstikke leuke titel, maar de inhoud valt een beetje tegen. In tegenstelling tot recepten voor sappige kangoeroe of vegemite-sandwiches, zijn er hoofdstukken gewijd aan magnetronkoken en picknicksnacks. Niet helemaal wat ik me erbij had voorgesteld.
Want hoe zit het met de originele bewoners van het continent – de Aborigines? Die hebben vast een traditioneel dieet met authentieke bereidingsvormen en interessante voedingsgewoonten. Een dieet dat enorm verschilt van dat van – ik noem maar wat – de Inuit in Groenland of dat van de Hunza in Pakistan. En toch zijn de leden van al die traditioneel levende gemeenschappen ontzettend gezond. Hoe kan dat eigenlijk, als ze allemaal zo’n verschillend dieet hebben?
Scheve gebitten
Aan het begin van de 20e eeuw was er een Amerikaanse tandarts (Weston Price) die zich hetzelfde afvroeg. Hij begon met de vraag waarom de Amerikaanse gebitten toch zo scheef stonden en vol gaten zaten. Zou dat in de rest van de wereld ook het geval zijn? Om dat te onderzoeken, trok hij de hele wereld rond op zoek naar gemeenschappen die traditioneel of juist modern aten. Hij onderzocht hun dieet en hun gezondheid (waarbij hij zich vooral richtte op de mond).
Price ontdekte dat er niet één dieet is dat voor iedereen op de aarde geldt. Er is niet één dieet dat voor iedereen gezond is of dat we allemaal zouden moeten volgen. Traditionele diëten werden in hoge mate bepaald door dat wat er in de omgeving te krijgen was; dat wat er van nature groeide of wat er zonder al te veel moeite verbouwd kon worden. Interessant genoeg waren er wél bepaalde voedingsstoffen die in ieder dieet terugkwamen.
Belangrijke voedingsstoffen
Of het nu uit door kustvolkeren gevangen vis kwam of uit de melk en boter van op de Zwiterse bergweide grazende koeien: Omega-3 werd in ieder dieet teruggevonden en hogelijk gewaardeerd. Niet dat men wist dat het Omega-3 heette; maar volkeren die geen natuurlijke bron van deze vetzuren hadden, ondernamen lange reizen naar zee om hun eigen fruit en kruiden te ruilen tegen gedroogde visseneitjes. Die werden dan bewaard voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Ook verzadigde vetten, die door het Voedingscentrum nu (onterecht) worden verbannen, waren een belangrijk onderdeel van ieder traditioneel voedingspatroon. Of het nu van kokosnoten kwam of van bouillon van runderbeenderen; of van boter, kaas en eieren. De verzadigde vetten kwamen vaak van dierlijke oorsprong, waarbij het belangrijk is te weten dat de dieren zelf ook een dieet konden volgen dat bij ze past. Dat vergeten we nog wel eens: een koe eet natuurlijk gras – maar in werkelijkheid krijgen koeien vaak een heel groot deel bijvoeder (krachtvoer en/of mais, soja, tarwe of ‘brok’). De samenstelling van het vlees en de melk is dan aanzienlijk anders (en veel minder gezond) dan bij een koe die echt alleen gras en kruiden eet.
Er was ook nog een ander verschil: volkeren waar ‘de beschaving’ nog niet was doorgedrongen, hadden ook geen toegang tot snelle suikers, tot siroop, jam, witbrood. In Westerse landen zoals Zwitserland en Ierland, waren ongelofelijke verschillen te zien tussen kinderen uit dorpen waar de trein al reed (smalle kaken met scheve tanden, gaatjes, rotte tanden) en dorpen waar nog geen toegang was tot modern bewerkt voedsel (brede kaken met alle ruimte voor verstandskiezen, en rechte, sterke tanden). Dit verschil was zelfs binnen één generatie te zien, bij oudere en jongere kinderen van een gezin.
Het werk van Weston Price is ontzettend interessant om eens door te lezen. De Weston Price-vereniging vangt weliswaar regelmatig kritiek omdat ze te star zouden zijn in hun blik op voeding (het complete afkeuren van alle sojaproducten) of omdat ze zich niet bij hun leest houden (en dingen roepen over opvoeding). Maar het werk van Dr. Price zelf spreekt eigenlijk voor zich en de prachtige foto’s en beschrijvingen van traditioneel levende en etende gemeenschappen, is sowieso de moeite waard om eens door te kijken.
Wat aten ze dan?
Tot slot nog een korte beschrijving van het dieet van een aantal traditionele gemeenschappen (overigens niet allemaal uit het werk van Price). Leuk om met oudere kinderen door te lezen: waar zou jij je het meeste thuis voelen? En natuurlijk voor de broodnodige inspiratie – wat voor gezonde producten moet je nu weer in huis halen?
Zwitserland
Volle (rauwe) melk en room (van geiten en koeien die zich hebben kunnen voeden met mals alpengras), boerenkaas, roggebrood, koeien- en geitenvlees. Relatief weinig groenten en fruit: druiven groeien er goed, appels, bladgroenten en wat wortelgewassen. Geen geraffineerde suiker; hoogstens wat honing.
Masaï (Kenia en Tanzania)
Vlees van de Afrikaanse koe, geiten en wild zoals antilope en gevogelte; melk en gefermenteerde melkproducten, dierlijk vet, honing. Bast van bepaalde bomen, wilde knolgewassen, insecten. Bloed werd/wordt gegeven in bepaalde gevallen, bij speciale gelegenheden en om aan te sterken zoals na ziekte, een bevalling of aan ouderen.
Aboriginal stammen (Australië)
Afhankelijk van de woonplek: vis, water- of landvogels en eieren, soms ander wild zoals kangoeroe, insecten of hagedisachtigen. Een grote rijkdom aan wild fruit, acacia, yamwortel, bosui, paddestoelen.
Inuit stammen (Groenland en Canada)
Relatief weinig groenten en fruit vanwege het korte seizoen; vitaminen en mineralen werden grotendeels gehaald uit dierlijke vetten van rendier, vis, zeehond en walvis (walvisblubber, mmm).En gefermenteerde vis. Toch werden ook grassen, knollen, bessen en zeewier gegeten om de dierlijke producten aan te vullen.
Apache stammen (Rocky Mountains, Noord-Amerika)
Wild zoals hert, kalkoen, konijn, buffel; in ieder geval vegetarische dieren (carnivoren, vis eninsectenwerden beschouwd als onrein en dus niet gegeten). Een kleine hoeveelheid maïs; verder noten, zaden, bessen en vruchten. Cactusblad en –vruchten, wilde ui, en eikels (vermalen tot meel).
Emishi stammen (Tohoku en Hokkaido, Japan)
Relatief veel granen zoals rijst, gierst, gerst, sorghum. Veel vis en zeevoedsel; zeewier, bladgroenten en fruit zoals appel- en pruimensoorten.
Aymara stammen (Andesgebergte, Peru)
Andes-aardappelen (meer dan 200 soorten), maïs, quinoa, yucca. Vis (in de buurt van Lake Titicaca), gedomesticeerde dieren (schapen, koeien, varkens, maar ook lama en alpaca). Pompoen, bonen, paprika, pinda, knoflook.
Voeding en fysieke degeneratie | Weston Price | ISBN 9789079872428
Nienke Tode-Gottenbos is ‘eigenwijs voedingskundige’ en oprichtster van De Groene Vrouw. Ze behandelt mensen voor uiteenlopende gezondheidsklachten, en maakt daarbij gebruik van haar kennis over en eigen kijk op voeding, darmflora en kruiden. Via haar blog lees je regelmatig logische en verrassende zaken over voeding & gezondheid.