Het is bedtijd in huize Akerboom. Er wordt geplast, pyjama’s worden aangetrokken en tanden worden gepoetst. De gordijnen gaan dicht en de lampionnetjes die boven het leeshoekje hangen gaan aan. Een warm zacht licht in alle kleuren van de regenboog vult zijn kamertje.
“Zoek maar een boekje uit” zeg ik tegen mijn driejarige zoon. Ik observeer hoe hij voor het grote assortiment kinderboeken zijn oog laat vallen op het boek. Met stralende oogjes pakt hij het boek en kruipt dicht tegen me aan. In gedachten slaag ik een diepe zucht. ‘Mama is wéér kwijt’.
Ontwikkeling van het denkvermogen
Kinderen leren door middel van nabootsing, experiment en herhaling. Met name door de herhaling, oefenen oefenen oefenen, stabiliseren ze nieuw geleerde dingen in hun ‘vaardigheden-repertoire’. Volgens de ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget ligt er aan de basis van een vaardigheid een (denk)schema. In de ontwikkeling van een kind worden voortdurend nieuwe schema’s gemaakt, uitgebreid of gecombineerd met al bestaande schema’s.
Een voorbeeld: Een kind dat ontdekt heeft dat blokken gestapeld kunnen worden zal dit blijven oefenen totdat hij het schema ‘blokken stapelen’ onder de knie heeft en daarmee in zijn denkvermogen heeft gestabiliseerd. Het denkvermogen is volgens Piaget dus een geheel van georganiseerde structuren van uiteenlopende schema’s (Creaynest, 2008).
Na het boek ‘Mama kwijt’ tal van keren gelezen te hebben kent mijn zoontje het boek uit zijn hoofd. Dat schema heeft hij dus gestabiliseerd. Hij luistert niet meer naar het verhaal voor de spanning of de bevrediging van zijn nieuwsgierigheid want hij kent het van begin tot eind (Geboers, 1991). Wat maakt nou toch dat hij keer op keer hetzelfde boek uitkiest? Waarom is mama wéér kwijt?
Wereldbeeld van peuters en kleuters
Het antwoord ligt in de periode waarin mijn kind nu zit. Waar zit mijn kind in zijn denkvermogen? Waar is hij toe in staat? Zijn fantasie draait op volle toeren. Symbolisch spel passeert steeds vaker de revue. Van diertjes die namen krijgen en met elkaar praten, tot spelen dat hij aan het varen is naar Engeland. Wanneer ik Piagets’ theorie blijf volgen blijkt dat mijn zoon nu in de periode zit waarin de fantasie zich heeft aangediend en hem verrijkt met mentale beelden die hij voorheen niet kende.
Waarom kiest hij keer op keer hetzelfde boek uit?
Hij heeft hier nog geen ‘schema’s’ voor ontwikkeld. Dit betekent dat hij deze nieuwe werkelijkheid gaat benaderen met zijn bestaande schema’s. Er ontstaat een disbalans die zal duren tot ongeveer het 7de levensjaar (Creaynest, 2008). Niet zo gek dus dat kinderen in de peuter en kleuterleeftijd verward, gefrustreerd of bang kunnen zijn over en voor dingen die voor ons volwassenen zo normaal zijn.
Symbolisch spel
De verwarring tussen fantasie en werkelijkheid levert kinderen ook veel op. Met de mentale mogelijkheid tot symbolisch spel vormt het kind zijn eigen realiteit. Kinderen kunnen waargenomen gedrag gaan nabootsen in spel; na een confrontatie met je kind houdt hij je een spiegel voor door de situatie uitgebreid na te spelen met zijn knuffelbeer waarin hij jouw rol imiteert.
Je kind kan een betekenis toekennen aan een object die daar niets mee te maken lijkt te hebben, zo is het spateltje uit het keukentje van mijn zoon al maanden een brandweerslang. Spullen hebben ineens gevoelens en intenties, de tractor die ons zojuist op de dijk passeerde was boos want hij maakte zoveel lawaai. En dan is er nog het magisch denken. Zwaaiend met zijn toverstok (tak) verandert hij mama in een kikker.
Tja, leg dat maar eens uit. Hij pikt precies die dingen eruit waar hij zelf aandacht aan wenst te schenken en speelt hiermee. Die brandweerslang, die toverstok, dat boek! Het is geen toeval: de herhalingen van ervaringen in het symbolisch spel dient om de opgedane ervaringen te verwerken (Geboers, 1991). En dat niet alleen, het keer op keer spelen van hetzelfde (symbolische) spel of het horen van hetzelfde verhaal in combinatie met nieuw opgedane ervaringen verstevigd nieuwe (denk)schema’s.
De waarde van sprookjes
De voor ons vreemde pratende dieren en absurde gebeurtenissen zijn voor je kind zijn dagelijkse werkelijkheid. Hij kijkt er niet van op. Het luisteren naar zo’n verhaal geeft hem de mogelijkheid om opgedane ervaringen te verwerken in een vorm die precies aansluit bij zijn denkwereld. Mijn zoon is mij gelukkig nog nooit echt ‘kwijt’ geweest maar de angst dat dit kan gebeuren kan wel degelijk bestaan. Volgens de psycholoog Bruno Bettelheim is het de verdienste van het sprookje dat het angsten bespreekbaar maakt. Het geeft er structuur aan en biedt uitzicht op een goede afloop (Craeynest, 2008).
Het is weer bedtijd in huize Akerboom. Er wordt geplast, pyjama’s worden aangetrokken en tanden worden gepoetst. Ik doe de lampionnetjes vast aan en nestel mij tussen de kussentjes. Het boek ligt al klaar. Verrukt en voldaan zoekt hij een plekje bij me op schoot. Mama is weer kwijt maar we weten beide dat het allemaal goed komt.
Bronnen
- Craeynest, P. (2008), Psychologie van de levensloop. Inleiding in de ontwikkelingspsychologie, Leuven: Acco
- Geboers, J. (1991), De betekenis van het sprookje voor de ontwikkeling van het kind, Gent
Nina Neeltje is pedagogisch medewerker, blogger en moeder van twee jongens.
Nina Neeltje is pedagogisch medewerker, blogger en moeder van twee jongens.