Heb je weleens met je vinger geprobeerd om de jaarringen van een boomstam te tellen? Zodat je, voor-ieder-jaar-een-ring, weet hoe oud de boom is? Dat is bijna niet te doen. Of ik raak zelf gewoon snel de tel kwijt, dat kan ook. Sommige ringen zijn héél dun, zodat je echt goed moet kijken waar de een stopt en de volgende begint. Andere ringen zijn lekker dik, want tijdens goede jaren groeit een boom als kool. Of eigenlijk als Spar, of als Beuk ofzo. Een keer in de 11 jaar wordt zo’n jaarring extra dik, namelijk tijdens het hoogtepunt van de zonnecyclus. Maximale zonnekracht is maximale groei.
Als ik een boom was, zouden mensen zich vast verbazen over mijn jaarringen. Héle magere zouden er tussen zitten. Smalle ringetjes waarin ik soms een verdrietig kind was, door omstandigheden die niemand zag aankomen. Schrale ringen, waarin ik een onhandige puber was, waarin ik niet boven de rest uit wilde steken. Jaren waarin ik bang was om te veel wind te vangen. Ook zouden ze dunne flutringetjes ontdekken, vol vervelende ervaringen, waarin ik niet lief voor mezelf was.
“Oef”, zouden ze misschien wel zeggen, of “tsjonge jonge, wat een waaibomenhout!” Maar dan zouden ze met hun vinger ineens op dikke, vette ringen stoten en alsnog hun mening bij moeten stellen… Ze zouden zeggen: “Tsjeeee!! Die is tóch wel uit het juiste hout gesneden!” En zich verbazen over het feit dat dunne ringen niks voorspellen over toekomstige dikke.
Zeker, er waren jaren waarin ik me kleiner maakte dan ooit, om mijn tijd in de kou en het donkere landschap om me heen uit te zitten en te wachten op zonnekracht. Maar de zon kwam. De zon komt uiteindelijk altijd.
Ik kan wel heel dapper zeggen dat die zon natuurlijk gewoon, al die tijd, al in mezelf zat, maar soms is het ene jaar ook echt liever dan het andere. Kom je nét diegene tegen, vind je nét die baan, zit het allemaal nét weer wat meer mee. Maar ja, dan moet je als boom, tijdens zo’n zonnige periode, natuurlijk wel als een zot, nee als een Seqúoia, gaan groeien. Een lekkere dikke ring aanleggen en de gelegenheid aangrijpen, want anders word je, gewoon alsnog, vanzelf pallethout.
Ik denk dat mijn jaarringen verrassend zijn. Dat er zelfs het hoogtepunt van een zonnecyclus in zit. Dikke vette ringen, waarin ik blij ben met mijn lief. En een paar héle vette jaarringen voor de periode waarin we nu zitten: ná de intensieve baby- en peuterjaren, vóór de woelige puberjaren.
Dunne ringen zeggen niks over toekomstige dikke. Andersom zal dat vast ook het geval zijn. Ik hoop er niet op. Ik hoop dat ik mijn dunne ringen wel zo’n beetje gehad heb. Maar niks is veranderlijker dan het weer en dus ook het leven.
Bang ben ik niet. Een boom, die al dunne ringen hééft, die hier en daar al een slecht jaar heeft gekend, maakt denk ik automatisch een dikkere bast aan. Zodat eventuele toekomstige droogte of, voor mijn part: een termietenaanval, beter op te vangen zal zijn.
Als iemand ooit mijn jaarringen telt, hoop ik dat dat is, omdat ik een oude boom ben. Dat ik uiteindelijk gewoon omgezakt ben, met wortel en al. Dat ze denken: “Potverdrie! Wat een gróót wortelstelsel! En wat was er eigenlijk een heleboel niet te zien… zo aan de oppervlakte.”
Als iemand ooit mijn jaarringen telt, hoop ik dat dat is, omdat ik een oude boom ben
En dat de een of andere lieverd dan op het idee komt om een mooi tafeltje van mij te maken, of een kapstok, als aandenken. Tijdens hun geknutsel aan mij, zouden ze alsnog verrast worden door het patroon in mijn stam. Door mijn ringen. Misschien dat ik daarom schrijf en, dag in dag uit, alle ervaringen, ieder mooi moment, vastleg in mijn dagboeken en foto’s. Voor toekomstige knutselaars.
En zou ik pech hebben, zou ik niet omvallen door ouderdom, maar door bijvoorbeeld een onverwachte flinke storm, dan zou ik daar ook nog vrede mee hebben. Niet alles kun je voorzien als boom zijnde.
Eén ding hoop ik dan wel: dat ik niet omval omdat iemand me geveld heeft. Vellen is een naar woord, het heeft iets gemeens. Ik denk niet dat ik te vellen ben. Ik hoop dat ik daar een te sterke boom voor ben. Met jaarringen in alle maten, maar een bast van tropisch hardhout. Niet te klieven, niet neer te krijgen en toch met takken die de wereld omármen.
Probeer maar eens om jaarringen met je vingers te tellen. De tel ben je zó kwijt. Maar ervaringen? Die raak je nooit kwijt. En die maken, uiteindelijk, dat een boom… bloeit.
Tirza van Schie vormt een huishouden met haar man, vier kinderen en haar tien jaar oudere, maar verstandelijk eeuwig zevenjarige zus. Ze publiceert versjes en blogjes op lentezoet.nl en heeft nu ook haar echte versjesboek in de winkels/onze webwinkel liggen!