“Vang de snow!”, zegt Alexander.
Alexander komt uit Engeland. Hij kan de dingen grappig zeggen. Maar daar moet je niet om lachen, je moet hem leren hoe het wel moet.
“Sneeuw”, zegt Robin.
“Sneeuw”, zegt Alexander. “Vang de sneeuw.”
Sjoerd Kuyper maakt in ‘Robin en God’ (Gouden Griffel 1997) in een paar zinnen duidelijk dat kleuter Alexander meertalig is: hij gebruikt afwisselend meer dan één taal. In zijn geval Engels en Nederlands.
In Nederland wordt 40 tot 60 procent van de kinderen meertalig opgevoed
Kinderen kunnen meertaligheid in het algemeen goed aan. Uit onderzoek blijkt zelfs dat meertaligheid voordelen heeft. Kinderen die tweetalig zijn leren vaak sneller technisch lezen en leren bijvoorbeeld makkelijker een derde taal.
In dit artikel leg ik uit wat onder meertaligheid wordt verstaan, en waar je op kunt letten als er in het dagelijks leven van jouw gezin twee talen worden gesproken. Omdat je over de grens gaat wonen, bijvoorbeeld. Of omdat de ouders een andere moedertaal hebben. Let op: er wordt vaak goedbedoeld maar verkeerd advies gegeven – ook daar ga ik op in.
Hoe wordt een kind meertalig?
Kinderen kunnen op verschillende manieren meertalig worden. Kinderen kunnen meertalig worden als ze eerst uitsluitend één taal horen en leren, en later een tweede, eventueel een derde of nog meer talen. Dit wordt successieve meertaligheid genoemd. Alexander uit ‘Robin en God’ is in Engeland geboren en heeft daar Engels geleerd. Als hij verhuisd is naar Nederland leert hij een tweede taal: het Nederlands.
Kinderen kunnen ook meerdere talen gelijktijdig leren wanneer de verschillende talen vanaf de geboorte aangeboden worden. Dit wordt simultane tweetaligheid genoemd. Bijvoorbeeld: de ene ouder spreekt Berbers en de andere ouder spreekt Nederlands.
Hoe je de taal aanbiedt
Als je wilt dat je kind in het dagelijks leven verschillende talen leert gebruiken, moet je vooral letten op de volgende dingen, die te maken hebben met het ‘taalaanbod’ (dat is: hoe je kind met de verschillende talen in contact komt).
Als eerste speelt een rol hoe vaak en hoe lang achtereen je kind een bepaalde taal hoort en/of spreekt. Een open deur misschien…
Als tweede is de vorm en inhoud van de aangeboden talen belangrijk: wordt de taal goed gesproken, en hoe beheersen de sprekers hun taal (gebruiken ze ook moeilijkere woorden, en ingewikkeldere constructies). Je kunt taalaanbod ‘arm’ of ‘rijk’ noemen, en rijk is beter.
De eerste taal is het fundament waarop de tweede wordt gebouwd
Als derde en laatste is van belang dat je kind de talen regelmatig hoort, en in verschillende situaties. Wanneer je kind de taal van zijn eigen ouders elke dag hoort in verschillende situaties zal hij sneller deze taal leren dan wanneer hij deze taal alleen hoort bij 1 persoon in altijd dezelfde situatie.
Regelmatig voorlezen uit verschillende boeken, en met je kind doorpraten over wat je hebt gelezen, blijkt heel effectief te zijn. Logisch: alle drie de hierboven genoemde onderdelen van het taalaanbod komen erin terug. En hoe meer gesprekken er gevoerd worden met kinderen over allerlei onderwerpen, hoe gunstiger dat is voor de meertalige ontwikkeling.
Uiteraard speelt op de achtergrond de aanleg voor taal van je kind ook een rol.
Na de verhuizing een nieuwe taal leren
Verhuis je naar over de grens, dan kom je al snel in een ander taalgebied terecht. Natuurlijk wil je graag dat je kind de nieuwe taal snel gaat begrijpen en spreken. Wat kom je tegen en hoe ga je hiermee om?
Geef je kind de tijd om naar de nieuwe taal te luisteren. In het begin zal je kind zijn moedertaal blijven spreken, ook wanneer er in een andere taal tegen je kind gesproken wordt.
Daarna zal hij meestal een tijdje ‘stiller’ communiceren en minder Nederlands praten: hij communiceert met losse woorden of met gebaren. Je kind leert in deze fase de nieuwe taal begrijpen.
Pas nadat je kind de nieuwe taal begrijpt gaat hij wat nieuwe woorden gebruiken. De nieuwe taal klinkt in telegramstijl. Korte vaste uitdrukkingen worden al gebruikt. Bij Alexander zal dat geklonken hebben als ‘jas mooi’ (Ik vind je jas mooi) of ‘jij ook?’ (doe je ook mee?).
Hieruit ontstaat de zogeheten ‘tussentaal.’ Je kind begint de tweede taal actief te gebruiken, maar het is een mengelmoes: de nieuwe taal mengt zich door de bekende eerste taal. Wanneer je kind een woord in de nieuwe taal niet weet, vult hij dit op met het bekende woord (‘Vang de snow!’, zegt Alexander). De tussentaal verandert later in een succesvolle tweede taal.
Tijdens alle stapjes in deze ontwikkeling is het van belang dat je kind zijn eerste taal blijft horen en gebruiken en dus ontwikkelen. Want een goede beheersing van en ontwikkeling in de eerste taal bevordert de ontwikkeling van de tweede taal. De eerste taal is het fundament waarop de tweede wordt gebouwd. Als je kind uiteindelijk de tweede taal veel meer gaat spreken, betekent dat dus nog niet dat de eerste taal onbelangrijk is en niet meer gebruikt hoeft te worden binnen het gezin. Blijf dus binnen je gezin de eerste taal gebruiken. Helaas wordt vaak verkeerd geadviseerd om de moedertaal te laten zitten en de taal van het land waarin je woont te gebruiken.
Maurice (Engels, Nederlands), Figen (Turks), Ilayda (Turks, Engels, Nederlands)
Meertaligheid vanaf de geboorte
Verkeerd advies komt nog vaker voor bij gezinnen in Nederland waarbij een of beide ouders een andere moedertaal dan het Nederlands hebben.
Wanneer er in je gezin meerdere talen gesproken worden, krijg je vast allerlei goedbedoelde taaladviezen: op het consultatiebureau, van de buurvrouw of op peuterspeelzaal, opvang en school. Vaak is daar verkeerd advies bij. Namelijk dat je vanaf het moment dat er kinderen zijn, in huis niet meer in je moedertaal moet spreken maar zoveel mogelijk Nederlands moet praten, ook tegen je kinderen. Dan zouden ze de Nederlandse taal sneller en beter leren.
Maar: de moedertaal is de taal van het hart van de ouders. De taal waarmee ze zich het best kunnen uitdrukken: alles kunnen zeggen en uitleggen. Daarnaast is de moedertaal onderdeel van hun vertrouwde cultuur. Kinderen hebben die thuistaal nodig voor een optimale ontwikkeling: cognitief en sociaal-emotioneel. Ze kunnen deze taal van hun ouders niet missen. Stel, je ouders krijgen verkeerd advies en gaan van de een op de andere dag in een wildvreemde taal tegen je kind praten. Angstig idee he?!
Ook wanneer één van ouders al best wel goed Nederlands kan spreken, blijft de moedertaal die thuis wordt gesproken ontzettend belangrijk.
Bijvoorbeeld: Yussef heeft twee Marokkaanse ouders. Hij en zijn broertje zijn in Nederland geboren. Zijn moeder spreekt naast Berbers ook goed Nederlands. Vader spreekt maar een enkel woordje Nederlands, dus thuis wordt er hoofdzakelijk Berbers gesproken. Yussef spreekt met zijn vader Berbers, met zijn moeder afwisselend Berbers en Nederlands (afhankelijk van de omgeving waar ze zijn) en met zijn broertje Nederlands.
Als Yussef op 4-jarige leeftijd naar school gaat krijgen zijn ouders het verkeerde advies uitsluitend Nederlands te spreken met Yussef. De juf denkt dat Yussef hierdoor de Nederlandse taal goed zal leren. Moeder kan immers ook goed Nederlands.
Als juf verstand van meertaligheid had gehad, had ze dit advies nooit gegeven. Yussef heeft de Berberse taal nodig om te communiceren met zijn familie. Het is de thuistaal die van levensbelang is voor zijn ontwikkeling op alle gebieden. Hij krijgt genoeg Nederlands aangeboden buitenshuis.
En… denk ook even aan zijn vader. Als Yussef geen Berbers taalaanbod meer krijgt, schaadt dat op termijn de relatie met zijn vader: ze begrijpen elkaar niet meer. En hij kan ook onvoldoende communiceren met de Berberse familie van vader en moeder.
Wat zou in dit voorbeeld het goede advies zijn geweest? Kinderen kunnen we een eerlijke kans geven op twee talen als ze thuis de eigen taal mogen blijven spreken en als ze daarnaast een Nederlandstalige peuterspeelzaal en basisschool bezoeken. Net zoals Nederlandstalige ouders gestimuleerd worden om voor te lezen en veel met hun kinderen te spreken, kunnen anderstalige ouders daarin ook gestimuleerd worden: in hun eigen taal. Bibliotheken zouden een goede bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het Nederlands via de route van de moedertaal door meer anderstalige kinderboeken in de kast te zetten. Download de anderstalige-kinderboekenlijst hier.
De ouders van Alexander hebben gelukkig geen verkeerd advies gekregen en blijven binnen het gezin Engels praten, ook al wonen ze nu in Nederland. Alexander leert het Nederlands wel door de omgeving waarin hij zich nu bevindt. Hij bouwt de Nederlandse taal op zijn Engelse roots. Misschien zegt hij deze zomer wel tegen Robin: “Kom mee naar de zee”, zonder nog een Engels woord te zeggen.
Bronnen: Houwer, A. de (1998), Taalontwikkeling bij meertalige kinderen. In: Stem- spraak- taalpathologie afl 4.
Julien, M. (2008). Taalstoornissen bij meertalige kinderen. Amsterdam: Harcourt
De boekenlijst komt uit ‘Meertalige ontwikkeling’ op Acco.be
Gerarda van der Plas werkt als logopedist met kinderen met taalontwikkelingsstoornissen