“En ze krijgt om de drie uur 55 milliliter voeding.”
Ik besluit mijn grote mond maar even dicht te houden. Omdat ik inmiddels heus wel wijs genoeg ben om het niet altijd en overal beter te weten. Drie uur, 55 milliliter, check.
Ik kijk naar het knuistje van de kleine meid. Een kers ongeveer, meer is het niet. En dan te bedenken dat ze al vijf weken oud is. Hoe onvoorstelbaar klein moet dat handje geweest zijn toen ze –veel te vroeg natuurlijk- ter wereld kwam? En hoe groot zal haar maagje nu zijn? Ook ongeveer een kers. Past er 55 milliliter in een kers? Het lijkt me zeer onwaarschijnlijk.
Maar mijn grote mond blijft dicht, ook al omdat ik totaal geen ervaring heb met kunstvoeding. Mijn zoon is drie, en die drinkt nog iedere dag een paar keer aan de borst. Wat weet ik nou van flesjes, spenen en milliliters in babymaagjes?
Er past geen 55 milliliter in een maag ter grootte van een kers
De volgende dag brengt de gezinsvoogd het kleine meisje bij ons thuis. Het meisje dat voorlopig niet bij haar eigen moeder kan opgroeien, hoeveel zij ook van haar houdt. Het dappere dametje dat zich met leeuwenkracht door haar eerste weken heeft gevochten. Dit meisje is nu onze pleegdochter. Onze langverwachte pleegdochter.
Als ze wakker wordt, maakt ze van die schattige smakgeluidjes en brengt ze haar kersenknuistjes naar haar mondje. Het is al een eeuwigheid geleden dat mijn peuter een baby was, maar kennelijk verleer je sommige dingen nooit meer. Ze heeft honger. Duidelijk.
Braaf maak ik 55 milliliter kunstvoeding klaar. Ik leg het kleine wurmelkindje wat onwennig tegen me aan en ik laat haar in de plastic speen happen. En dan drinkt ze. Niet rustig zuigend, zoals ik het gewend ben van mijn borstvoedingskind, maar klokkend, slokkend en een beetje naar adem happend. Na een poosje loopt het uit haar mond, maar de fles blijft voeding geven. Haar maagje stroomt over. Ik besluit dat het genoeg is.
Mijn techniek is ongetwijfeld nog niet perfect, maar mijn moederlijke intuïtie bleek weer haarscherp: er past geen 55 milliliter in een maag ter grootte van een kers. Dus als de kleine meid na een poosje (ik ben niet zo’n klokkijkend type) weer hongersignalen geeft, warm ik een voeding van 35 milliliter op. En dat lijkt al een stuk beter in haar kersenmaagje te passen.
Aan het eind van de dag zie ik dat mijn pleegdochter haar dagrantsoen tot de laatste druppel heeft opgedronken. Alleen dan in behapbare porties, en in haar eigen tempo. Ik ben belachelijk trots.
Maar ondertussen vraag ik me ook af hoeveel kinderen er zijn die simpelweg om de drie uur een te grote portie voeding naar binnen gegoten krijgen. En ik vraag me af hoe lang het duurt voordat je als baby hebt afgeleerd om je eigen honger- en verzadigingsgevoel te herkennen. En ik vraag me ook af in hoeverre je op deze manier een basis legt voor voedings- en gewichtsproblemen op latere leeftijd.
Klink ik paranoïde? Misschien ben ik gewoon een beetje oververmoeid. Ik heb tenslotte net een baby gekregen.