Biologisch, lokaal, puur en zelfgemaakt. Ik zeg niet dat ik nooit patat haal, en de Thai hier in het dorp maakt betere curry dan ik, maar over het algemeen eten we redelijk gezond. Ik vind koken leuk, weet je. Ik vind het supercool om mijn eigen bouillon te trekken en daar vervolgens een goddelijk soepje van te brouwen. Mijn gietijzeren stoofpan draait overuren, maar hij kan het hebben. Op goede dagen zing ik er zelfs bij.
De mannen in ons huishouden zijn kieskeurige eters, de vrouwen zijn bourgondiërs. Ik kook dus sowieso altijd voor een dankbaar publiek, namelijk mijzelf en mijn pleegdochter. Dat geeft voldoening. Ik ben een gelukkige huisvrouw. Heus. Totdat we aan tafel gaan in elk geval. Want zodra er daadwerkelijk gegeten wordt, verandert mijn keuken binnen vier seconden van een idyllisch tafereeltje uit de jaren ’60 naar een splatterscène à la Quentin Tarantino. Maar dan met groenten.
“Je moet ze ook niet zelf laten eten!” hoor ik wel eens. En misschien hebben ze gelijk. Als de kleine meid nou gewoon in haar kinderstoel zat te wachten op een hapje voor mama en een hapje voor papa en een hapje voor de kat van de buren op de hoek, dan bleef mijn keuken vast veel langer sixties-schoon. Maar hoe leuk ik koken ook vind, opeten doe ik nog veel liever. En daar heb ik amper tijd voor als ik de hele maaltijd hongerige kindertjes moet voeren. Dus dat voeren, dat doen ze maar lekker zelf!
Erwtensoep en yoghurt zijn het ergst, die komen makkelijk tot aan het plafond. Maar laat het maar aan mijn kinderen over om ook van patat en sperzieboontjes een puinhoop te maken. Gelukkig word ik steeds handiger in het opruimen. Rijst moet je de volgende ochtend opvegen, dan plakt het niet meer. Patatjes moet je niet op de grond laten liggen, want dan worden ze later alsnog opgegeten. Fruit moet je oprapen voordat er iemand in stapt. Het went. En met een slabbetje-met-mouwen houd je de kleren soms ook relatief schoon.
Binnen vier seconden verandert mijn keuken in een splatterscène à la Quentin Tarantino
Dat wil zeggen, de kleren van de kinderen. Mijn eigen outfits verraden nu al ruim vier jaar dat ik moeder ben. Ik weet niet of het nou echt aan mijn kinderen ligt of dat het bij alle kinderen hoort, maar ze geven af! Melkvlekken, snotvlekken, poepvlekken, etensvlekken in alle kleuren van de regenboog, viltstiftvlekken, geplette rozijntjes, yoghurtkusjes, je kunt het zo gek niet bedenken of ik heb er ervaring mee. En mijn wasmachine ook.
Ik zou heel stoer kunnen zeggen dat dat er nu eenmaal bijhoort als je moeder bent. Meestal ben ik er ook best laconiek in. Ik heb nog nooit commentaar gekregen op mijn vlekkerige stijltje, zelfs niet van mijn moeder of mijn zus, dus zó verschrikkelijk zal het niet zijn. Maar stiekem hè, stiekem baal ik er wel eens van dat ik geen enkele jurk langer dan een dag schoon kan houden. Stiekem overweeg ik zelfs een schort te maken voor tijdens het koken én tijdens het eten. Eentje met mouwen, net als die van mijn pleegdochter. En dan ga ik zelf ook een keer in de erwtensoep slaan.