Ik stap in het donker mijn bed uit. Schuifelend beweeg ik me richting de deur. Ik schop tegen een schoentje, glijd bijna uit over een memorykaartje, en in de badkamer moet ik eerst het opstapje opzij schuiven voor ik op de wc kan gaan zitten.
’s Ochtends blijken al mijn sokken verplaatst te zijn naar het onderbroekenmandje. De ooit zo strakke eettafel vertoont talloze littekens van vorken en messen. Er zitten vlekken in de vloer die alleen de schuurmachine er nog uit krijgt. Wil je een lift? Dat kan, maar alleen als je minder dan dertig kilo weegt. Want de achterbank van de auto is permanent gevuld met kinderstoeltjes. Overal liggen spullen. Kleine spullen. Ons leven is overgenomen door twee kabouters.
Die van twee gilt. Dat is wat ze doet de laatste tijd, gillen. Als ze buiten kan spelen gaat het beter, maar ik heb niet altijd zin om met haar naar buiten te gaan. Vanuit de achtertuin sleept ze namelijk zandbakzand en stenen het huis in, en voor ons huis loopt een donkere vaart. De televisie biedt altijd soelaas, maar de keuze tussen een gillende peuter en de niet altijd even zuiver gezongen liedjes van Dora de Ontdekker is nog niet zo eenvoudig. Het maakt ook niet uit. Het is hoe dan ook geen stilte.
Ze bezetten al snel je hele leven
Misschien is dit iets wat iedereen al wist, behalve ik. Het zou kunnen, ik kijk tenslotte nauwelijks tv en ik zie zelden een krant. Maar ik had het dus onderschat, merk ik. Ik had geen idee hoeveel tijd er zou gaan zitten in dat ouderschap. Hoe je hele huis in het teken gaat staan van die kinderen. En hoe al je denkruimte opgeslorpt wordt door luiers (Heb ik er nog genoeg in huis?), afspraken (Hoe laat zou ik mijn zoon ook alweer ophalen bij zijn vriend?), planning (Als ik hem nu vast vraag naar de wc te gaan, dan zijn we waarschijnlijk nog net op tijd op school.) en zorg (Gisteren aten we broccoli, wat zal ik vandaag eens verzinnen?).
Ik snap best dat mensen zonder kinderen hun vrienden met kinderen soms vervelend vinden. Zodra je verantwoordelijk bent voor één of meer minimensen, blijft er in je hoofd verbijsterend weinig ruimte over voor andere dingen. En als je dag in dag uit alleen maar bezig bent met die kinderen, dan wordt het steeds lastiger om aan iets anders te denken. Ze bezetten al snel je hele leven.
Begrijp me niet verkeerd, ik vind onze kabouters helemaal te gek. En als ik geen millimeter had willen inschikken, dan was ik er vast nooit aan begonnen. Maar het ouderschap, zo heb ik gemerkt, is een baan van zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag. Al het andere doe ik ernaast. Zelfs als ik een dag naar een festival ga, vind ik nog billendoekjes en rozijnendoosjes in mijn tas. En als mijn man en ik eens romantisch samen op de bank belanden, dan ligt er altijd wel een legoblokje in de weg. We leven in het territorium van onze kinderen. Gelukkig kunnen we goed met elkaar opschieten.