Toen ik journalistiek studeerde, we hebben het nu over zo’n twintig jaar geleden, had ik geen televisie. Internet stond nog in de kinderschoenen, en er lagen geen gratis kranten in de trein. Ik las een dagblad, bij mijn ouders Het Parool, bij mijn vriend thuis Trouw en de Volkskrant, en daarmee was ik voldoende op de hoogte. Als er iets heel bijzonders gebeurde, dan volgde ik het nieuws op de radio. En na een uur zette ik de radio weer uit.
Ik belandde als stagiaire bij een lokaal weekblad, las daar in een persbericht dat de daklozenopvang vrijwilligers zocht en besloot dat ik me elders nuttiger kon maken dan in de journalistiek. Ik kon wel duizend stukken schrijven over De Toestand In De Wereld, maar daar werd De Toestand In De Wereld niet beter van. Terwijl ik met het smeren van een stapeltje boterhammen en het voeren van een goed gesprek het leven van een dakloze stadgenoot –al was het maar tijdelijk- een klein beetje aangenamer kon maken.
Weet je wat het is met wereldnieuws? Het is zo reusachtig. Eén Afghaanse vluchteling die in Nederland op straat belandt is te overzien. Dat is iemand die je kunt helpen met een mand eten, een warme jas en een gezamenlijk tochtje naar de eerste hulp als hij zijn enkel verstuikt. Maar wat moet ik met 3 miljoen gevluchte Syriërs? Met 2,5 miljoen ontheemde Congolezen? Met 15.000 Tibetanen? Ik raak verlamd van zoveel menselijk leed. Het zijn moeders als ik, met kinderen als mijn kinderen, met vaders zoals mijn vader, en ik kan ze niet helpen.
Juist omdat het me heel veel kan schelen
Tegenwoordig is het nieuws bijna niet meer te vermijden. Via allerlei kanalen weet ik over allerlei conflicten waar ik persoonlijk niets mee te maken heb, en waar ik me desondanks erg verdrietig over voel. Ik sta machteloos langs de zijlijn terwijl er in Gaza nóg meer huizen worden gebombardeerd. Ik zie een vliegtuig vallen in Oekraïne, en ik kan niets doen om het te voorkomen. En iedereen wil weten wat iedereen ervan vindt.
Nou, ik vind het vooral erg fijn dat ik geen televisie kijk en geen kranten lees. Dat maakt me wellicht een tikkie wereldvreemd, maar het houdt ook de depressies op afstand. Ik kan niets betekenen voor de mensen om me heen als ik onder mijn dekbed lig te huilen om Sudanese weeskinderen. Dus sluit ik me ervoor af. Niet omdat het me niets kan schelen, maar juist omdat het me heel veel kan schelen. En omdat ik graag mensen help. Maar dan wel op een schaal die bij mij past.
Ik vertel mijn kinderen ook nog niets over Syrië en Gaza. Ze zijn twee en vijf, wat moeten ze met zulke grote problemen? Ik laat ze liever zien hoe ze goed en liefdevol kunnen omgaan met de mensen in hun omgeving. En ik heb er het volste vertrouwen in dat ze dat zullen willen blijven doen. Op hun manier iets doen aan de Toestand In De Wereld. Als voorlezer in de bibliotheek of als Arts Zonder Grenzen in Lesotho misschien. We zullen zien welke schaal hen past.