Alleen zijn kan vervelend zijn, maar alleen zijn, terwijl je wél familie of een partner hebt, is pas echt eenzaam. Denk ik. Iets niet-hebben, wat er wel zou moeten zijn gezien de omstandigheden, maar wat tóch ontbreekt, omdat het scheef is of kapot, is een van de pijnlijkste spiegels die er is.
Ik hou van mijn broers en zussen. Oké, soms vind ik ze stommer-dan-stom, maar over het algemeen zijn ze mijn beste vrienden. Wat maakt dat ik me nooit écht alleen voel. Wat mijn lief niet snapt, snapt een zus, en wat mijn zus niet snapt, snapt een broer. En ik wil heel, heel graag dat mijn kinderen ook van elkaar houden. Als ze dan toch broers en zussen hebben, dan liever niet om eenzaamheid te benadrukken.
Vroeger werden we wel eens uitgelachen om onze zogenaamde “klefheid”. Maar ik denk dat het stiekem de wens is van iedere moeder: liever een gezin dat klef is als klei, dan een gezin dat als los zand aan elkaar hangt.
Tegenwoordig heb ik zelf kinderen, vier, die natuurlijk ook weer broers en zussen van elkaar zijn. Eerst kwam Sven en na vier jaar kwam Lars. Maar het langverwachte broertje vulde zijn rol heel anders in dan we hoopten. Waar de oudste dacht dat hij hem alles kon leren, van scheetzakken onder kussens leggen tot het strikken van een veter, reageerde Larsje in eerste instantie dwars op alles wat Sven zei. Iets aannemen, wilde hij niet en in plaats van hechte broers, leken het eerder rivalen.
Totdat het winter werd en de oliebollenkraam in ons dorp verscheen. Ieder jaar staat hij op het plein naast de winkels. En op menig koude winterdag – als ik nog snel een boodschap moest doen, met kindjes die eigenlijk al te moe waren van een lange schooldag en de sfeer achteruit hólde – redde deze kraam met zijn knapperige, warme, zoete traktatie de sfeer.
Maar de oliebollenkraam redde niet alleen de sfeer op koude-winter-winkel-dagen, maar ook de sfeer in huis. Na een lange dag, waarin het geruzie tussen beide broers ervoor zorgde dat de gezelligheid in huis, hetzelfde vriespunt bereikte als de temperatuur buiten, had ik er ineens genoeg van. Ik liep naar mijn portemonnee, stopte de oudste twee euro’s in zijn hand en zei:
‘Sven… Neem Lars mee naar het dorp, naar het plein. Op het plein staat de oliebollenkraam, die ken je. Koop twee oliebollen. Eén voor Lars en één voor jezelf. Eet ze samen op, op het bankje tegenover de kraam.
Lars… Luister goed naar je broer, dit is de eerste keer dat je zonder mij naar het dorp mag, als je eigenwijs bent, zal het ook de laatste keer zijn. Sven weet hoe je veilig oversteekt, dus hou zijn hand vast. Hij weet ook hoe je moet betalen en hij kan al rekenen, dus ik heb hem geld gegeven. Hij mag jou trakteren.’
Larsjes gezicht begon te glunderen bij dit vooruitzicht en ik hielp hem in zijn jasje.
Het uitje naar de kraam telt, vanaf ons huis, drie straten lopen en twee keer een rustige weg oversteken. Het is nog geen tien minuten wandelen. Voor Larsje leek dit een dagtocht. Voor mij leek het een wereldreis.
Mijn kinderen voor het eerst zelfstandig op pad sturen, zorgt iedere keer weer voor een licht misselijk gevoel van onrust. Zelfs als er een oudere broer mee gaat.
Het uitje ging goed. Natuurlijk ging het uitje goed in ons fijne, rustige dorp. Daarna herhaalden we dit wekelijks. Na de winter waren we heel wat oliebolleneuro’s armer, maar we waren ook rijker. Larsje leerde dankbaarheid en Sven leerde verantwoordelijkheid. Sinds die december is Sven de grote broer die hij wilde zijn en natuurlijk vliegen ze elkaar nog steeds in de haren, maar vraag Lars naar zijn broer en hij zal trouwhartig zeggen dat Sven ‘zijn béste vriend’ is.
Er kwamen zusjes en nu is Larsje een echte Lars. Nu is hij de grote broer. En wederom wordt er geruzied…
Maar het is weer december, dus vanochtend heb ik Lars voor het eerst de oliebollen-euro’s gegeven. Ditmaal om op pad te gaan met Anna, die ook al niks aanneemt van haar oudere broer. En wederom kreeg ik een licht misselijk gevoel. Anna is pas zes.
Maar veel tijd om hier bij stil te staan, had ik niet, want ik moest zelf nog een boodschap doen in het dorp. Ik pakte mijn tas en portemonnee en, na een minuut of vijftien, liep ook ik de deur uit met mijn oudste zoon.
Terwijl we wandelden en Sven gezellig tegen me aan babbelde, stond hij ineens stil. ‘Mam… Kíjk…!’
Ik volgde zijn blik en zag in de verte de achterkant van Lars en zijn zusje. Ze liepen van de oliebollenkraam terug richting huis. Hand in hand. Ik had die twee samen, nog nóóit hand in hand zien lopen.
Ze waanden zich onbespied dus ik keek ze lang na, te lang naar Sven’s zin, want hij begon alweer aan mijn mouw te trekken. Maar het contrast van Anna’s slordige, lange haar, dat haar opstandige karakter altijd zó lijkt te onderstrepen, met hun zoete handjes-vast-wandeling, maakte dat ik nog even bleef staan. Winkelende mensen en winterliedjes verschoven naar de achtergrond en ik voelde wederom mijn buik, maar dit keer niet van misselijke onrust. Waarom voel ik iedere emotie over mijn kinderen in mijn buik? Is dat omdat ze daar vandaan komen?
Ik rukte mijn blik los en sloeg mijn arm om mijn oudste.
Wat nou klef? Oliebollen, die zijn pas klef… Maar ook het lekkerste middel om niet alleen een warme winter, maar ook een warm gezin te krijgen. En met het beeld van Lars en Anna nog op mijn netvlies, zo lief, handje-in-handje, zó zoet… snoof ik vervolgens de even zo zoete lucht van de kraam op. Het mag van mij nog een lange winter worden.
Tirza van Schie vormt een huishouden met haar man, vier kinderen en haar tien jaar oudere, maar verstandelijk eeuwig zevenjarige zus. Ze publiceert versjes en blogjes op lentezoet.nl en heeft nu ook haar echte versjesboek in de winkels/onze webwinkel liggen!