‘Broem broem. Stop, hier is het ziekenhuis. Is hier een dokter? Nee, kom kind. Deze dokter weet het niet, we gaan naar een ander ziekenhuis. Broem.’ Zo speelt mijn dochter doktertje. En dat is helaas niet zo gek.
Het is vrijdagavond zes uur, en we zijn moe maar voldaan na een werkweek. We zijn net de tafel aan het dekken als we buiten een hoop lawaai horen. Gauw kijken! Een man in een wit ruimtevaartpak loopt door ons straatje met een enorme bladblazer. Er loopt een mannetje voor hem uit zonder pak en bladblazer, hij roept en gebaart dat iedereen naar binnen moet. De buren verzekeren ons dat we echt naar binnen willen en de ramen moeten sluiten. We gaan naar binnen, maar ramen sluiten zit er niet in. De ramen bestaan uit hor met traliehek. Al gauw merken we hoe jammer dat is. De bladblazer blijkt een gifspuit, tegen denguemuggen, horen we later. In no time staat ons hele huis blauw. We kruipen met de kindjes in de keuken achterin het huis. Aan deze kant van het huis zijn geen ramen of deuren. Het stinkt, we voelen ons benauwd en misselijk. We zitten als ratten in de val.
Die avond wordt mijn oudste dochter jammerend wakker met dikke ogen. Het ene oog kan op een kiertje open, het ander is een dikke bol. Dit is niet goed. We moeten naar een dokter. Met de overbuurvrouw rijd ik naar ziekenhuis 1. Helaas, hier is geen arts aanwezig vanavond. In ziekenhuis 2 sjouw ik mijn dochter door holle donkere gangen en kom uiteindelijk in een kamertje met een paar witte jassen. De witte jassen drukken omstebeurt op het oog. Kijken elkaar aan met grote vraagtekens boven hun hoofd. Ze bekijken de sproetjes op haar been ook uitgebreid. Heel interessant. Dan verandert het vraagteken in een lampje ‘Een spuit! Mogen we haar een spuit geven? Wat er in die spuit zit, dat kunnen we helaas niet uitleggen.’ Wegwezen hier. Onderweg naar ziekenhuis 3 begin ik mij zorgen te maken. Wat nou als er echt iets dringends is, hoelang rijd ik dan rondjes door de stad op zoek naar een dokter? In ziekenhuis 3 worden we direct in keurig Engels geholpen. Antihistamine tegen de allergische reactie, bloedtest om infectie uit te sluiten. Niks van te zeggen.
De volgende keer dat ik een dokter nodig heb, ben ik voorbereid. Ik weet nu in welk ziekenhuis ik moet zijn. Dezelfde dochter heeft krentenbaard die maar uit blijft breiden en heeft een crème nodig. Maar nee, in Laos bestaan geen zekerheden. Een andere arts heeft dienst en deze jongeman doet niet aan krentenbaard. Het is vast eczeem en ik zal naar de huidspecialist aan de andere kant van de stad moeten fietsen. Dat is de dag waarop thuisarts.nl mijn beste vriend wordt. Ik zoek voortaan zelf op wat ik nodig heb en koop het bij de apotheek. Lekker Lao. Want vrijwel alles kun je bij de apotheek halen zonder recept. Heb je keelpijn? Dan koop je gauw een kuurtje antibiotica. Zware pijnstillers en de pil haal je gewoon in de supermarkt, wel zo makkelijk.
Gedurende het jaar leer ik meer over de gezondheidszorg in Laos. Zo lees ik bijvoorbeeld in de Vientiane Times dat er plannen zijn om de opleiding van het verplegend personeel op te krikken zodat zij met hun diploma ook in het buitenland zouden kunnen werken. Ook hoor ik schrijnende verhalen over zoektochten naar fatsoenlijke zorg. Een collega die moet vechten voor de gezondheid van haar zoontje die geboren is met een relatief simpele afwijking. Ze gaat van dokter naar dokter, niet wetende welke ze kan vertrouwen en wie de kennis in huis heeft om hem te helpen. Telkens een nieuw medicijn, die ze een paar dagen uitprobeert. Als het niet meteen werkt stopt ze er maar mee.
De lievelingsjuf van onze jongste kampt met een gezwel in haar keel. Geen arts weet wat hij ermee aan moet dus wordt haar rust voorgeschreven. Ze trekt een paar maanden bij haar ouders in. In het dorp waar haar ouders wonen kan de sjamaan haar misschien helpen met zijn kruidendrankjes. Naar Thailand, waar de medische zorgen vele malen beter is, kan ze niet omdat ze geen paspoort heeft.
Een andere collega klaagt over haar tandarts. Zij wil de groeven in haar kiezen schoon en afgevlakt hebben, hij staat erop een paar kiezen te trekken. ‘Morgen nog maar eens proberen’, zucht ze. Die discussie hebben ze blijkbaar vaker gehad.
In het gloednieuwe winkelcentrum zit een gloednieuwe opticien. Even ogen meten, en misschien een leuk montuurtje uitzoeken. Ik word direct geholpen en neem plaats achter het hypermoderne meetapparaat. Alles zoemt automatisch verder en dichtbij. Er komt een keurige meting uitrollen. -0.5 en -0.75. Ik mag meteen brillen passen. Eerst krijg ik -1 op mijn neus. ‘Zie je nu goed? Nee? Eens kijken of -2 dan lekkerder zit.’
Nynke woont en werkt een jaar met haar gezin in Laos. In augustus opent zij, terug in Nederland, haar praktijk voor kindbegeleiding.