Vaststellen of een kind hoogbegaafd is of dyslexie heeft helpt bij het regelen van passend onderwijs. Het kan toegang geven tot een plusklas of voor het krijgen van extra tijd bij een toets. Een kind dat zich vanwege ADHD niet kan concentreren in de klas kan gebaat zijn bij medicatie. Maar dat hoeft niet. Is het altijd nodig om een label te plakken? Of doen we kinderen daarmee tekort?
Een label kan een self fulfilling prophecy worden
Er kleven behoorlijk wat nadelen aan het ‘bestempelen’ van kinderen met een psychiatrische diagnose, stelt Liesbeth Hop van de website en het gelijknamige boek Gun kinderen hun eigen label. Zo kan het stigmatiserend werken omdat het kind zichzelf als afwijkend kan ervaren. Ook kan het zich gaan vereenzelvigen met het label (self fulfilling prophecy) en kan het label onderdeel worden van de identiteit. Niet wenselijk want een kind is niet zijn of haar label. Het is daarom belangrijk om het te hebben over kenmerken, talenten en vaardigheden niet zozeer over het label.
Hoogleraar kinderpsychiatrie Frits Boer zegt hierover in een interview in Medisch Contact ‘Als we alles wat vroeger hoorde bij de variatie van hoe kinderen zijn, een etiket geven waardoor we denken dat kinderen een stoornis hebben, zijn we verkeerd bezig. Maar als we Pietje Bell die van school geschopt wordt, omdat hij niet te handhaven is, kunnen helpen doorzijn ouders en school uit te leggen dat ze hem structuur moeten bieden, als we hem kunnen helpen door hem een beetje methylfenidaat te geven, dan is er niets tegen die diagnose. Het gaat erom wat je ermee doet. Een diagnose is alleen zinvol als die een kind helpt. Het moet geen last worden, niet in de weg gaan zitten. Een kind is een kind en niet zijn diagnose.’
Een label kan helpend zijn
Een label kan dus zinvol zijn. Maar hier moet wel voorzichtig mee omgesprongen worden. Want volgens Hop werkt labelen vaak niet empowerend maar juist tegenovergesteld en dat is jammer. Het kan ervoor zorgen dat talenten en andere vaardigheden naar de achtergrond verdwijnen en dat het label de boventoon gaat voeren. Een kind heeft dan geen ADHD maar is een ADHD-er. Hiermee ga je totaal voorbij aan het kind als persoon en reduceer je hem tot een label. Een kind krijgt zo nog maar weinig ruimte om echt zichzelf te zijn.
Een kind is een kind en niet zijn diagnose
Een ander nadeel volgens Hop is dat labels kinderen niet altijd populair maken op school en het ze het gevoel kan geven er niet echt bij te horen. Maar dat ook hier een andere kant is maakt Frits Boer duidelijk. Hij stelt dat je een kind dat wordt gezien als een klier die altijd de melk omgooit soms ook helpt je als je zegt dat het door zijn ADHD komt. Zo kan er begrip ontstaan vanuit de klas. Het is daarom ontzettend belangrijk om steeds opnieuw naar het kind en de omgeving te kijken om te bepalen wat helpend is en wat niet. Ook Karin Helmers schreef in haar stuk Labelen uit liefde dat het labelen haar helpt rekening te houden met haar dochter: ‘De etiketjes die ik gebruik zijn niet van die hardnekkige jampotetiketten die je er na urenlang weken nog met iets chemisch af moet krabben. Nee, het zijn meer van die gele plaknotities. Reminders. Niet vergeten: naar dit kind via dit perspectief kijken.’
Een label is niet nodig voor passend onderwijs
Gele plaknotities dus. Bijvoorbeeld voor school om passend onderwijs te realiseren. Vroeger werd er in dergelijke situaties vaak gekozen voor het stellen van diagnose, omdat het anders vrijwel onmogelijk was om passend onderwijs te realiseren. Maar sinds de Wet Passend Onderwijs in 2014 is een diagnose niet meer noodzakelijk om op school (financiële) ondersteuning te krijgen. Scholen zijn tegenwoordig verplicht een passende onderwijsplek te vinden. Een officiële diagnose is dus niet nodig. Volgens de website Passend onderwijs is het voldoende dat ouders, wanneer ze hun kind aanmelden bij de school van hun keuze, aangeven of ze verwachten dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft. Volgens Hop zouden we moeten uitgaan van de onderwijsbehoefte van een kind en niet meer vanuit de (eventuele) stoornis. Belangrijke vragen die zij op haar website stelt zijn:
- Zorgt de Wet Passend Onderwijs er wel voor dat wij in het onderwijs minder kinderen zullen ‘labelen’, omdat we geen psychiatrische diagnose meer nodig hebben om in aanmerking te komen voor meer financiële ondersteuning?
- Gaan wij dan voortaan automatisch uit van de unieke eigenschappen van ieder kind en van de bijpassende onderwijsbehoefte, zonder hen eerst van een ‘label’ te voorzien?
- Passen wij ook ons taalgebruik daar op aan? Hebben wij het over ‘zorgleerlingen’ of over kinderen met bepaalde eigenschappen in bepaalde situaties?
- Zien we ‘zorgleerlingen’ dan niet als ‘last’, maar als normale kinderen met unieke talenten?
Of dit gaat lukken, dat moet de toekomst uitwijzen. Leerkrachten willen wel bleek uit het rapport ‘Pionieren in passend onderwijs – ervaringen van leraren’ uit 2015. Veel leerkrachten vinden dat er minder snel een label geplakt hoeft te worden een positief aspect van passend onderwijs. Dat passend onderwijs in de praktijk helaas (nog) niet altijd zo goed lukt bleek uit ons artikel Plofklassen: het onderwijs als intensieve menshouderij. Er is dus nog wel wat werk aan de winkel.
Labels for life?
En dat geldt op meerdere vlakken. Want er blijken nog veel onduidelijkheden te zijn. Zo wordt er vaak gedacht dat labels als ADHD en ASS stabiel zijn. Maar dit klopt niet in alle gevallen stelt klinisch psycholoog en psychoanalyticus Stijn Vanheule. Wanneer de context (opvoedstijl of schoolomgeving) verandert kan soms ook het gedrag van kinderen veranderen. Wat eerst verschijnselen van ADHD of ASS leken, blijken dat achteraf niet te zijn. Er wordt soms te snel een diagnose gesteld omdat we teveel naar statistiek en gemiddelden kijken volgens Vanheule. Terwijl afwijkingen van gemiddelden normaal zijn en niet altijd wijzen op een stoornis.
Uiteraard zijn er kinderen die gebaat zijn bij een diagnose en medicatie. Maar er zijn binnen de groep kinderen met een diagnose zoveel verschillen dat het beter is om te kijken per individu en naar de gehele context. Weer van een label afkomen blijkt namelijk niet altijd makkelijk te zijn, stelt Hop. Terughoudend zijn met labelen blijft belangrijk. Er zijn andere aspecten waar eerst naar gekeken kan worden.
Wie er is nu gek?
Een prachtig voorbeeld van de nadelen van labelen is dat van Ivo Mijland in zijn opiniestuk voor de Volkskrant. Hij beschrijft een experiment uit de jaren zeventig van professor David Rosenhan waarin aangetoond werd wat het effect is als we iemand gek verklaren: ‘Hij (professor David Rosenhan – red) besloot zich bij een psychiatrische kliniek te melden, ongewassen en verward, met een niet bestaande diagnose. Hij omschreef ‘stemmen in zijn hoofd’ met woorden als ‘leeg’ en ‘hol’. Direct nadat de kliniek zijn gekte accepteerde – hij werd opgenomen voor een behandeling – besloot hij weer zichzelf te zijn. Dat normaal doen werd niet gezien door de hulpverleners. De meneer was immers ‘gek’. Hij herhaalde het experiment met zeven studenten en telkens gebeurde hetzelfde. De kliniek vond dat de niet gekke mens na een gemaakte diagnose ‘gek’ moest blijven.
Het experiment werd Rosenhan niet in dank afgenomen. De vooringenomenheid van de onderzoeker zou het experiment beïnvloed hebben, zo luidde de reactie van de psychiatrische instellingen die door de mand vielen. Daarop besloot Rosenhan de klinieken uit te dagen. Hij riep op de pseudopatiënten in de toekomst te ontmaskeren. De klinieken screenden er verschillende, maar wat Rosenhan er niet bij had gezegd, is dat hij geen enkele pseudopatiënt meer stuurde. De echte ‘gekken’ werden dus herkend als niet-gek. En daar gaat het in het onderwijs ook mis. We verklaren ons de blubber, in de hoop dat we met de verklaringen een duidelijk mensprofiel creëren.’
En zo vraagt Mijland zich af ‘Wat gebeurt er als iemand die gek verklaard is in niet gekke omgevingen terecht komt en de niet gekke omgeving (regulier onderwijs) zich richt op de verklaring dat de ander gek is? Zullen ze zich dan minder gek gaan gedragen of krijg je juist de gekte waar je je op richt?’
Waar leerlingen in het (passend) onderwijs volgens Mijland, Hop en Vanheule vooral recht op hebben is dat ze als normaal beschouwd worden en als individu worden gezien. En daar sluit ik me helemaal bij aan.
Bronnen
Een kind is geen label, Prof. Stijn Vanheule, 15 mei 2014
Een kind is een kind, niet zijn diagnose, Prof. Frits Boer, Medisch Contact, 30 juli 2009
Meer lezen
De droomdenker, lees- en werkboek over hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit en beelddenken
Je kunt er ook anders naar kijken