Het is weer zo laat. Ik zit weer huilend op de bank met een koud geworden kop thee naast me. Ik verwijt mijn lief weer dat hij er nooit voor me is, dat hij het lekker makkelijk heeft met zijn baan buiten de deur terwijl mijn bestaan een eindeloos sloven is, altijd ten dienste van de kinderen (eigenlijk zeg ik kleine terroristen, maar dat meen ik heus maar half). Als een langzaam uit elkaar vallende zombie strompel ik heen en weer tussen school, de supermarkt en thuis. Ik ben mezelf weer eens voorbij gelopen. Daar ben ik, zo heeft bijna vijf jaar ouderschap me inmiddels geleerd, echt supergoed in.
Als ik lekker uitgerust ben, dan is het alle dagen feest. Dan breng ik mijn zoon fluitend naar school, dan doe ik goedgemutst de boodschappen, dan gaan we tussen de middag picknicken in het veld voor ons huis en dan ga ik ’s avonds, als de kinderen slapen, fijn nog een rondje hardlopen voor ik aan een mooi haakwerkje verder werk. Ik kook gezonde maaltijden voor een soms best dankbaar publiek, ik geniet van mijn wekelijkse yogales, ik piep er in het weekend eens een paar uurtjes tussenuit. Kortom, ik doe de dingen die iedereen nodig heeft om zich staande te houden.
Gek genoeg gaat goed voor mezelf zorgen het makkelijkst op de momenten waarop het lijkt dat ik het niet echt nodig heb. Als ik fris en fruitig ben, dan heb ik er de energie voor en dan neem ik zonder schuldgevoel een paar keer per week wat tijd voor mezelf. Als ik goed in mijn vel zit, dan vind ik het leuk om gezellige dingen met de kinderen te doen. Dan stroomt de levenslust vanzelf.
Maar na vier weken waterpokken, drie buikgriepjes en werkelijk niet één dag zonder extra afspraken loop ik vast. De picknicks worden dubbelgevouwen boterhammen, ik lees niet meer voor maar ik zet de tv aan, ik kook heus nog wel, maar alleen omdat het moet. En bij alles wat ik doe heb ik een veel te kort lontje. Terwijl mijn kleine terroristen echt zó leuk zijn, zó lief, zó grappig en vindingrijk en behulpzaam. Het is alleen dat ik zonder af en toe een adempauze te nemen zélf zo ongezellig word.
Ik weet precies wat ik moet doen om weer gezellig te worden
Ik weet precies wat ik moet doen om weer gezellig te worden. Een paar avonden met de kippen op stok. Of nou ja, met de kinderen. Stug blijven hardlopen, ook al heb ik geen zin. Naar buiten met het kroost. En als het koken echt niet gaat, dan kan ik beter Indiaas bestellen dan patat. Maar ik weet inmiddels ook dat ik pas weer voor mezelf ga zorgen als ik eerst een avond flink heb geklaagd en uitgehuild en als ik me door mijn man een dag naar de sauna heb laten sturen.
Misschien moet ik mezelf komende week maar eens naar de sauna sturen. En misschien moet ik straks mijn hardloopschoenen maar eens aantrekken en mopperend een rondje door het dorp rennen. En dan ga ik vanavond vroeg naar bed. Beloofd!