Zoonlief lijkt heel veel op zijn mama. Niet wat uiterlijk betreft. Althans, als ik alle anderen om me heen mag geloven, is zoonlief echt een kind van zijn vader. Daar heb ik totaal geen problemen mee. Uiteindelijk gaat het toch om de binnenkant. En laat zijn binnenkant nou verdacht veel karaktertrekken vertonen die in meer of mindere mate vergelijkbaar zijn met de mijne. ‘Makkelijk’, zou ik voorheen gedacht hebben, want het kind dat op mij lijkt, is makkelijk te doorgronden. Ja, dat is misschien wel zo, maar het nadeel is dat we daardoor ook regelmatig botsen. En aangezien we allebei graag gelijk krijgen, is dat niet altijd heel erg gezellig. En tja, dan moet ik toch altijd weer de volwassene zijn… een rol die ik niet iedere keer op me wil nemen.
Zoonlief heeft één eigenschap waarvan manlief en ik zeker weten dat die van mij af komt. Het is iets wat altijd al zo geweest is en niet van de ene op de andere dag ‘ontstaan’ is. Onze bijna 4-jarige kan niet tegen water in zijn gezicht. Terwijl manlief altijd volledig onder de douchestralen gaat staan, sta ik altijd aan de rand, althans met mijn hoofd. Haren in de stralen, gezicht erbuiten. Het is niet dat ik er niet tegen kan om mijn gezicht even in de stralen te houden, enkele seconden lukt me wel. Langer dan krijg ik het benauwd. Laten we het erop houden dat ik het gewoon niet prettig vind.
Mijn moeder gaf me vroeger altijd een washandje dat ik voor mijn gezicht kon houden, zodat zij mijn haren kon wassen. Nu ik daaraan terugdenk, besef ik ineens dat ik precies deed wat zoonlief nu ook doet. Achter de washand zeuren! Want ook met washand voel je je omsloten door de waterstralen.
Het douchen is in ons huis in zekere mate een creatief proces geworden. Het douchen op zichzelf vormt geen enkel probleem. Er zijn dagen bij dat zoonlief graag mee de douche in stapt – zolang het haren wassen achterwege blijft – en er zijn ook dagen dat hij niet wil douchen. Dat laatste vinden wij prima. Gewoon wassen met een washand die dag, het douchen komt dan wel een andere dag. Het haren wassen gebeurt hier ook niet dagelijks. Zoonlief hoeft zijn haren van ons -met uitzondering van die keren dat er iets ingesmeerd is of hij besloten heeft om de zandbak boven zijn hoofd om te keren- één keer in de week te wassen. Met haren wassen bedoel ik het echte shampoowerk. Zijn haren worden wel vaker ‘gewassen’ met enkel water. Gelet op de hoofdluizen die zich -heb ik mij laten vertellen- het liefst huisvesten op een schone frisse hoofdhuid, is één keer in de week (echt) wassen meer dan voldoende. In de hoofdluizentijd heb ik zelfs de neiging om die één keer per week naar éénkeer per twee weken te verschuiven, maar dat heeft meer met mijn angst voor hoofdluizen te maken.
Tegenwoordig duurt het haren wassen weer langer. De washandmethode van mijn moeder heeft slechts een korte periode gewerkt. Het zelf laten wassen heeft ook maar een enkele keer het gewenste effect. Alle grappige en vrolijke kindershampoos trekken zoonlief ook niet over de streep. Ja, als zijn haren er eenmaal mee gewassen zijn, is hij helemaal vrolijk en vindt hij het zelfs stoer als hij een bepaalde shampoo in zijn haren heeft zitten. (“Ruik eens?” “Lekker stoer, hè”) We zijn nu weer terug op de methode hoofd achterover en dan met bekertjes water de shampoo uit het haar spoelen. Het is een hele toer om zoonlief ervan te overtuigen dat mama echt geen water in zijn gezicht terecht zal laten komen.
“Mama begrijpt dat je dat vervelend vindt. Mama zal heel goed opletten.” Ik kijk er zo serieus mogelijk bij.
“Echt?” Zoonlief is er niet zeker van.
“Echt.”
“Maar heel snel dan hè?”
“Heel snel.”
“Mag ik dan een washandje?”
“Die heb je al, schat.” Ik wijs naar de washand die in zijn handen ligt.
“Komt er dan echt geen water in mijn ogen?”
“Echt niet.”
“Dat prikt niet hè?”
“Deze shampoo prikt niet in de ogen.”
“Maar het water wel.”
“Ik zorg ervoor dat er geen water in je ogen komt.”
“Echt?”
“Echt. Kan je dan nu je hoofd naar achteren doen”
“Komt er dan geen water in mijn ogen?”
“Neeeee.”
“Heel snel dan hè?”
“Jaaaa, hoofd naar achteren.”
Ergens heb ik de stille hoop dat zoonlief niet zoveel op mij lijkt als ik nu denk dat hij doet. Misschien is dit wel een fase. Misschien vindt hij waterstralen in zijn gezicht over een tijdje wel helemaal niet erg meer. Misschien lijkt hij over een tijdje wat dat bereft wat meer op zijn vader. Het is dat ik zijn ‘ik-wil-geen-water-in-mijn-ogen’-gevoel zo goed begrijp. Daardoor kan ik een stuk meer geduld opbrengen en word ik er alleen maar creatiever door.
En natuurlijk is er altijd die mogelijkheid om gewoon de douchekop boven zijn hoofd te houden en zijn haren op die manier uit te spoelen. Dat doen we ook wel eens. Soms moet het wel als meneer de zandbak over zich heen gekieperd heeft. Doorgaans kiezen we er niet voor. Ook al zijn de tranen veelal van korte duur en is de paniek na het haren wassen voorbij. Het is een kwestie van vertrouwen hebben en krijgen, in het water, in zijn eigen grenzen en in zijn ouders. Daarbij behoort het douchen een ontspanmoment voor de hele familie te zijn en een kind in tranen is niet mijn manier van ontspannen. Dus voorlopig houden we rekening met extra tijd voor het haren wassen.