De directrice van het kinderdagverblijf waar wij vandaag waren heeft iets met hygiëne. Zei ik dat ze iets met hygiëne heeft? Ik bedoel natuurlijk gewoon dat ze smetvrees heeft, op het neurotische af. Dat lijkt mij onhandig in combinatie met het werken met kinderen, maar he, wie ben ik? Van smetvrees heeft nog nooit iemand mij beschuldigd. Natuurlijk, nu mijn zoon de hele dag over de vloer kruipt maak ik deze wat vaker schoon en ik laat hem echt niet de hele dag met een snottebel rondlopen. Maar ik sta niet dagelijks al zijn speelgoed af te wassen, zullen we maar zeggen. En nee, na het bezoek aan het kinderdagverblijf voel ik me ook niet ineens geïnspireerd om 2 keer per dag de badkamer schoon te maken, al was het maar omdat ik daar helemaal de tijd niet voor heb.
Maar omdat dit veruit een van de allerleukste kinderdagverblijven in de directe omgeving is en onze zoon een beetje verliefd is op wat zijn toekomstige juf zou moeten worden, knikken mijn man en ik braaf mee bij elke toespeling op de absolute noodzaak voor brandschoon. Ik ben eigenlijk veel meer geïnteresseerd in het voorlezen (lekker vaak) en het buitenspelen (elke dag tenzij het echt regent), maar ik wil best even doen alsof ik regelmatig wakker lig in verband met zaken zoals handen wassen. Natuurlijk moet dat buitenspeelgoed elke dag schoon want getsie katten. En ja, wij hebben ook een kat, maar dat is natuurlijk heel anders, want die wordt continu gecontroleerd (wat mij eraan herinnerde dat de kat haar anti-wormentabletje nog steeds niet heeft opgegeten, maar dit terzijde).
Is het een cultuurverschil? Ik herinner me nog wel vaag mijn obsessie met schoon tijdens de zwangerschap. Tijdens mijn passieve nesteldrang (waarbij ik dus vooral vond dat anderen veel aan de kinderkamer moesten doen) was ik ervan overtuigd dat alles schoon en nieuw en gestreken moest zijn voor de komst van de kleine. Het hele beeld bij de roze danwel blauwe wolk is er een van eindeloze lagen pluche in allerhande pasteltinten, en dan vooral heel erg schoon allemaal. Maar laten we nu gewoon eindelijk eens eerlijk zijn met zijn allen: kinderen zijn vies.
Ze worden al niet heel schoon geboren, maar goed, dat euvel is snel verholpen en daarna heb je dat donzige kindje in al die laagjes schone stof, precies zoals het hoort. Het leven is mooi, je kind is schoon, niets meer aan doen. Maar je kind doet er natuurlijk wel wat aan. Hij of zij krijgt spuitluiers die je verste verbeelding te boven gaan. Voor je het weet loop je continu met melkvlekken op je blouse rond en als je een kleine lama krijgt zoals wij, dan sta je ook ineens een stuk vaker de vloer te dweilen. Daarna volgen de snottebellen, de eindeloze stroom “ik krijg tandjes”-kwijl, de vieze voeten en handen van al dat kruipen, de “ik heb mijn stuk brood met de kat gedeeld en nu liggen de kruimels overal”-dagen, de “eens kijken wat je nog meer met spaghetti bolognese kunt doen behalve opeten”-avondmaaltijden, de “het stonk lang niet zo erg toen hij nog gewoon borstvoeding kreeg”-luiers, de “wat ik nu toch onder de bank vandaan vis”-momenten, en de “ik moet spugen, maar dat zeg ik je pas als het al op je shirt zit mama”-nachten.
En de balans vinden is ook niet altijd even makkelijk. ‘Een beetje vies moet’, vinden veel Nederlandse moeders, want dat is goed voor het opbouwen van de weerstand. Maar sommige Roemeense moeders protesteerden al als ik niet voor ieder slokje melk dat er terug kwam een schone doek pakte. Kortom, ik voorzie nu al eindeloze epistels in het communicatieschriftje waarin de directrice en ik van gedachten zullen wisselen over het belang van de aan- danwel afwezigheid van zand in sokken. En ik vrees dat als de liefdesrelatie tussen mijn zoon en zijn juf een beetje standhoudt dat ik me braaf aan alle regels ga houden.
Werken we thuis wel aan zijn weerstand.