Het is zondagochtend. Te vroeg om op te staan. Zoonlief denkt daar anders over. Nadat zijn papa hem al enkele uurtjes bezig heeft gehouden met het spelen van spelletjes, is hij toe aan een ander speelmaatje. Zachtjes gaat de slaapkamerdeur open en sluipt hij naar binnen.
“Mama,” klinkt het vragend. Een kus wordt op mijn mond gedrukt en een omhelzing volgt. “Kom je mee naar beneden?” Hij heeft er zin in om de dag met mij erbij in te vullen.
“Nog vijf minuten.” Ik ben nog niet zover. Op deze ochtend waarop ik uit mag slapen, wil ik nog even genieten van de rust en dit warme bed, van mijn dromen, van alles wat deze dag nog gebeuren kan. Ik wil nog niet de werkelijkheid van koffie en croissants in stappen. Ik heb nog vijf minuten nodig om de wakkere wereld in het weekend te kunnen ervaren.
“Nee nu.” Zoonlief vindt dat vijf minuten veel te lang duren.
“Als je de koffie aan hebt gezet, kom ik naar beneden.” Ik doe een poging om hem te overtuigen.
“Nee nu, dan kunnen we samen een spelletje doen.” Een nieuwe omhelzing volgt. Zoonlief zet zijn woorden kracht bij met daden. Wie heeft hem dit geleerd en waarom is dit zo effectief?
“Ik ga eerst ontbijten.” Mijn enige mogelijkheid om nu de door mij gewenste vijf minuten veilig te stellen.
“Ga je dan mee?” Hij geeft niet op, wat misschien ook wel beter is, want hoe langer ik nu in gesprek blijf hoe wakkerder ik word en hoe realistischer de vijf door mij gevraagde minuten worden. Anders was de kans groot geweest dat die vijf minuten een half uur zouden worden of meer.
“Vijf minuten. Echt, vijf minuten. Ik ben er zo.” Het voelt als een smeekbede en ik weet dat op een dag de rollen omgekeerd zullen zijn, als mijn nu nog net driejarige is opgegroeid tot een puberjongen. Puberjongens hebben veel slaap nodig. Eindelijk kunnen we dan allemaal uitslapen in het weekend. Het laat nog even op zich wachten.
“Oké.” Een nieuwe kus en knuffel volgen en zoonlief verlaat de slaapkamer en doet zachtjes de deur achter zich dicht. Hij heeft, zonder dat hij het weet, zijn doel bereikt. Ik lig vijf minuten ongedurig te woelen en kan de slaap niet meer vatten. Ik werp een blik op de tijd en zucht zachtjes. Ik had later wakker willen worden, maar nu dat er niet meer in zit, komen al onze plannen voor deze dag in gedachten voorbij. Ik bedenk me dat ik niet moet vergeten om alle gisteren geplante zaadjes te besproeien, al heb ik er een hard hoofd in dat mijn groene vingers nu wel effectief zullen zijn. Ik moet zoonlief begeleiden bij het water geven van de gisteren in onze tuin geplante olijfboom en kruidenplantjes. En we hebben nog een verjaardag op het programma staan. Net daarvoor zullen we de bossen in duiken om takjes te verzamelen, die ze op de peuterspeelzaal nodig hebben voor hun nieuwe thema.
Ik rek me uit en verlaat het bed. Op de overloop ontdek ik dat ik precies op tijd ben, want zoonlief is alweer bijna boven aan de trap. Het lijkt er bijna op dat hij kan klokkijken. Deze keer is het enkel zijn inwendige klok geweest. Die vijf minuten duren altijd veel te lang naar zijn zin.
Column: De angst komt op zodra je kinderen krijgt
Je kunt nog zo'n dapper hart hebben, soms wordt het ineens vreemd blootgelegd en blijkt het huiverig en bevreesd. Dit jaar gingen we een week kamperen met mijn familie. Leuk, maar ondanks mijn man naast me en zes broers en zussen in tentjes om ons heen, word ik 's...