Een spijkerbroek maat 110 ligt over de badkuip gedrapeerd. Ik pak de vieze broek. Het is tijd voor een wasronde, maar voor ik de broek in de wasmand heb gegooid, klinkt het geluid van diverse vallende voorwerpen. Oh ja, het is weer zover. Op de grond liggen zijn schatten verspreid. Drie grote stenen, twee kleine, een kraaltje, een elastiekje en een stuk doorzichtig glas.
We hebben de afspraak gemaakt dat er niets meer in zijn broekzak wordt gestopt. Diezelfde afspraak hebben we gemaakt voor zijn jaszakken, aangezien zijn jassen door de grote hoeveelheid keien kapot gaan en er dus geen zakken meer overblijven. Nu ben ik voorstander van een jas die het hele seizoen overleeft, dus hebben we de ‘geen stenen in de zakken’ afspraak gemaakt. De broekzakkenafspraak is daarna gekomen. Ik vond het niet zo’n pretje om al die zanderige stenen op de bank aan te treffen of op het bed, want tja als je daar gaat liggen stoeien…
Hij heeft zich al een keer gesneden aan een stuk glas en nog steeds kan hij de schoonheid ervan niet weerstaan
Met een zucht raap ik de stenen en de andere dingen op van de grond en gooi ze in de prullenbak. Ergens vind ik het sneu om het allemaal weg te gooien. Met uitzondering van het glas, ik zou graag willen dat zijn grijpgrage vingers daar van af zouden blijven. En nu hoor ik jullie denken, dat gaat wel over als hij zich een keer gesneden heeft aan het glas. Nee, mijn zoon is geen ezel. Hij heeft zich al een keer gesneden aan een stuk glas en nog steeds kan hij de schoonheid ervan niet weerstaan. En ergens begrijp ik dat ook wel. Het doet me denken aan Ariel, de kleine zeemeermin, aan hoe zij naar de voorwerpen van de mensenwereld kijkt. Magisch. En hoewel ik wil dat zoonlief die magie zo lang mogelijk vasthoudt, is glas een no-go. Vooral in zijn broekzakken. Ik moet niet denken aan alle mogelijke gevolgen. Hij heeft ook al een keer een soort van punaise in zijn broekzak gehad en als ik dan zie hoe hij springt, rolt, kruipt en stoeit … hij heeft vast en zeker een beschermengeltje.
Met de kraal loop ik naar de vensterbank op zijn kamer. De kraal gooi ik niet weg, die leg ik op de vensterbank bij zijn schelpen neer. Komt misschien ook door het lieflijke hartje dat op de kraal staat. Daar ben ik dan blijkbaar gevoelig voor.
Ik gooi zijn inmiddels lege broek in de wasmand en loop peinzend naar beneden. We moeten iets verzinnen waardoor we allemaal tevreden zijn. Zoonlief zijn schatten zijn belangrijk voor hem. En dan ineens dringt het tot me door. Er staat een kistje bij de prullenbak dat ik eigenlijk weg wilde gooien. Een prima kistje voor zijn gevonden schatten. En dat kistje kan dan gewoon in de keuken op de vensterbank staan. Dan maken we enkel de ‘geen glas’-afspraak. Het heerlijk om een deal te kunnen sluiten met een 5-jarige.
Terwijl ik de was in de wasmachine stop, glijdt er een glimlach over mijn gezicht. Ik kijk uit naar vanavond. Ik heb helemaal zin in een gesprek met zoonlief. Kijken of hij mijn deal ook goed vindt. Een klassieke win-winsituatie lijkt me.