Niet ieder kind maakt dezelfde fases door. Al zijn veel fases een bron van herkenning. Sommigen zijn zo vluchtig dat je ze vergeet totdat je er ineens weer op gewezen wordt. Mijn oud-kamergenootje heeft een dochtertje gekregen en ik ben op kraambezoek geweest om dit prachtige kleintje op de wereld te verwelkomen en uit nieuwsgierigheid naar dit nieuwe mensje. Zou ze net zoals haar oudere broer deed mijn stem herkennen?
Mijn nieuwsgierigheid werd meer dan bevredigd. Een prachtig klein leven voor heel even in mijn armen gehad. Haar huidje was aan het vervellen hetgeen me altijd aan het vervellen van een slangenhuid doet denken. Magie. En ineens kwam het beeld van zoonlief als klein baby’tje bij me terug. Hij vervelde de eerste weken ook zo ontzettend veel. Alsof hij zijn baarmoederhuid afwierp om daar een sterkere en stralendere huid voor terug te krijgen. Ik was helemaal vergeten hoe normaal het vervellen van een pasgeborene is. Het staat ook niet in de boekjes vermeld, want tja die pasgeborene is natuurlijk helemaal perfect. Al denk ik dat de kans dat ik de vervelfase nu nog ga vergeten, klein is.
Alsof hij zijn baarmoederhuid afwierp om daar een sterkere en stralendere huid voor terug te krijgen
De nee-fase en de waarom-fase zorgen altijd voor een bron aan herkenning. Het dochtertje van mijn vriendin heeft wel een hele bijzondere fase, die ook nog eens bijzonder hardnekkig is. Ik moet zo lachen als ik er aan denk, dat ik deze fase wel met jullie moet delen. En ik mag daarbij blij zijn dat deze kleine meid nog niet lezen kan. Deze bijna-2,5-jarige kan er niet tegen als je lacht. Op de een of andere manier heeft ze het idee opgevat dat je haar of een ander dan uitlacht en dat mag natuurlijk niet. Een liefdevolle glimlach in haar richting is al te veel van het goede. Waarschuwend gaat haar vingertje dan de lucht in en met een paar stappen is ze bij je, wijzend met het vingertje en “Niet lachen. Mag mij niet uitlachen. Mag niet.” zeggend. En tja, als je dan op mij lijkt, heb je een groot probleem. Ze werkt namelijk op mijn lachspieren en ik begin harder te lachen tot grote frustratie van die kleine meid. Dus terwijl ik mijn best doe om een stalen gezicht te houden (eentje waarbij de tranen in mijn ogen springen), kijkt zij taxerend naar me met haar vingertje in de aanslag. Als ze vervolgens haar spel hervat, kan ik bijkomen. Maar zodra ik dan “haha” tegen mijn vriendin zeg, staat ze er weer. “Mag mama niet uitlachen.” Haar ogen staan bloedserieus en als ze fysiek zou kunnen, zou ik zo hop in de hoek gezet worden. Mijn uitleg dat ik mama niet uitlach wordt niet geloofd.
Het is een hilarische fase, maar van mij mag deze fase kort duren. Ik vind het zo sneu als ik een lachbui krijg en zij als gevolg daarvan misschien wel uiteindelijk een huilbui krijgt. Ik kan mijn stalen gezicht nu nog enigszins in bedwang houden, maar hoe meer zij volhoudt, hoe minder zelfbeheersing er aan mijn kant overblijft.
Ik kan me niet herinneren dat zoonlief fases heeft gehad, die – uiteraard is iedere fase bijzonder – zo uniek waren als de fase waar de dochter van mijn vriendin nu in zit. Magisch zijn ze, die kinderen.