Drie zijn is peuteren, vier zijn is kleuteren.
Drie zijn is naar de crèche, vier zijn is naar school.
Drie zijn is luisteren, vier zijn is zelfstandigheid.
Drie zijn is plassen in je broek, vier zijn is natuurlijk nooit een ongelukje meer.
Drie zijn is relaxen op een duwfiets, vier zijn is trappen met zijwieltjes.
Drie zijn is leren, vier zijn is beleren.
Drie zijn is mamas tas volstoppen met troepjes, vier zijn is een tas op je rug.
Drie zijn is niets lusten, vier zijn is een pannenkoek met blauwe kaas eten.
Drie zijn is stiekem chocolaatjes snoepen, vier zijn is chocolaatjes aan je ouders voeren.
Drie zijn is spelen, vier zijn is leren (door middel van spelen – shht, geheimpje!).
Drie zijn is drinken uit het servies van thuis, vier zijn is je schoolbeker de hele dag gebruiken.
Drie zijn is spelen in de huiskamer, vier zijn is je met je vriendin in je kamer opsluiten.
Drie zijn is spelen met je buren, vier zijn is zelf vrienden maken.
Drie zijn is baby’s schattig vinden, vier zijn is peuters schattig vinden, en ook jezelf; ‘van toen je nog drie was’.
We vierden dat het peutertje vier werd. Vroeger realiseerde ik me niet hoe magisch die leeftijd is. Haar hele wereld veranderde op het moment dat ze vier werd. Van een peuter naar een kleuter, zomaar in een dag.