Onze kinderen zijn geen feestbeesten. Wanneer we in een situatie zijn waarin meerdere mensen in een ruimte aanwezig zijn en zich met elkaar bemoeien (doorgaans ‘Partijtje’ of ‘Feestje’ genoemd), dan zijn de reacties als volgt:
De Zevenjarige trekt zich terug in zijn eigen wereldje. Bij voorkeur met een boek op schoot, die hij desgewenst als nauwkeurig gekozen bord voor zijn kop kan laten fungeren.
De Vijfjarige stuitert alle kanten op. Hij verzint ter plekke de meest vernieuwende breakdancemoves. Deze moves laten bij voorkeur een glas doen breken, of zorgen dat de oom met plastic heup steeds verschiet, omdat het steeds net iets té dichtbij komt.
De Eenjarige klampt zich vast op schoot, kijk daarbij angstig om zich heen en zoekt zijn duimpje op. Soms durft hij even te spelen, maar zodra iemand (niet de ouders) te dichtbij komt, gaan de alarmbellen af.
De Zevenjarige heeft zich tot ster van het feest gekroond door zichzelf de taak van Ober toe te dichten
Eerlijk is eerlijk. Zelf ben ik ook niet de grootste feestheld. Ik ben de persoon die je nuttig ziet doen. Veilig teruggetrokken in de keuken of uit noodzaak de schade aan het beperken van de Vijfjarige.
Moeten wij het dan wel doen, die feestdagen? We worden niet alleen geconfronteerd met Sinterklaas (keer twee), Kerst en Oud&Nieuw, maar ook met de verjaardag van Oma, Opa, de Vijfjarige, de Zevenjarige en de vijfendertigjarige bruiloft van Opa en Oma. Als ik het zo opsom, begint het me al te duizelen. Vorig jaar deed ik al een nobele poging om het geheel consuminderachtig te houden. Zou ik dit jaar stiekem voor minimalisme mogen gaan? Kunnen jullie volgend jaar op Kiind een artikel lezen over “De Minimalistische Feestdagen” of misschien “Mindfull Meefeesten”? Voor nu laat ik het een jaar op zijn beloop. Kinderen zijn flexibel, laat ik ze als voorbeeld nemen voor mijn eigen feestinstelling: “Flexibel de Feestdagen door”.
Inmiddels is één van de verjaardagen achter de rug. De flexibiliteit van kinderen is reeds bewezen. De Zevenjarige heeft zich tot ster van het feest gekroond door zichzelf de taak van ober toe te dichten. Onvermoeibaar heeft hij glazen gesjouwd, bestellingen opgenomen en hapjes rondgebracht. Hij ging zo in zijn rol op, dat hij sprak over ‘Klanten’ in plaats van familie en vrienden. Pas op het einde kwam zijn boek weer in beeld. Zou hij zich ontpoppen? Of misschien gaat hij gewoon zijn moeder achterna, die hem met een grote glimlach heeft geholpen alle drankjes in te schenken.
In De Keuken.