Ineens realiseer ik me dat ik mijn zoon al zeker een uur niet meer heb gezien. En, nog gekker, dat ik me daar helemaal geen zorgen over maak. Hij is met zijn nichtje op avontuur in de tuin van opa en oma. We hebben het hek dichtgeschoven, dus ze kunnen de straat niet op, en we weten dat die twee zich samen uren kunnen vermaken. “Ga jij kijken?” vraag ik lui aan mijn schoonzus. Ze schuift de lamellen opzij en tuurt naar buiten. “Achterin, tussen de coniferen,” zegt ze, “En ze zijn onvoorstelbaar smerig.” Ik kijk op de klok. “Over een half uurtje laat ik het bad vollopen. Dan zijn ze met het eten weer schoon.”
We hadden eigenlijk alweer thuis willen zijn, maar door een samenloop van omstandigheden zitten we met de hele familie vast in Noord-Brabant. Het hele weekend in plaats van die ene geplande overnachting. En voor mijn zoon en zijn nichtje is het één groot feest. Ze mogen de hele dag in de tuin spelen, ze kunnen samen in bad, ze eten gezellig aan het kindertafeltje en ze worden met z’n tweeën voorgelezen. Voor mij is het, ik zal niet liegen, een verademing om een heel weekend de zorg voor onze twee kinderen en ’t nichtje te kunnen delen met de rest van de familie.
Ik ondervind weer eens aan den lijve hoe onnatuurlijk het is om als gezin geïsoleerd van je familie te leven. Ja, natuurlijk, eigen keuze. We hadden in Gelderland kunnen blijven, of terug kunnen gaan naar de roots van mijn man in Noord-Brabant. Maar de werkgelegenheid en onze eigen wensen dreven ons naar Noord-Holland, en inmiddels kunnen we vanwege het kind op school en het pleegkind en haar biologische ouders daar met goed fatsoen niet meer weg. Om over de hypotheek nog maar te zwijgen.
En dus spelen mijn man en ik vadertje en moedertje in een allervriendelijkst plaatsje vér bij onze familie vandaan. En stoppen we regelmatig tekeningen van onze zoon in een envelop. “Voor mijn nichtje, omdat ik haar mis. Voor opa. Voor tante in het ziekenhuis.”
Het is zo onnatuurlijk om als gezin geïsoleerd van je familie te leven
Vaak genoeg wens ik dat we ons huis van de hand konden doen om met een groep familie en gelijkgestemde vrienden een commune te stichten in de polder. Niet omdat ik nou zo’n gigantische hippie ben (al haak ik mijn eigen poncho’s en heb ik vier verschillende soorten biologisch tomatenzaad op voorraad). Maar het lijkt me zo megarelaxed om niet de hele dag de enige volwassene in het leven van mijn kinderen te zijn. Het lijkt me zo heerlijk om mijn zoon niet te hoeven storen in zijn spel als ik even boodschappen moet doen. Het lijkt me te gek als mijn meisje straks van een vriend leert timmeren en lassen, terwijl ik met een paar andere kinderen pompoensoep maak. En dat mijn zoon de hele dag met zijn nichtje tussen de coniferen kan ravotten, totdat het bad is volgelopen. It takes a village, nietwaar? Ik ben van nature geen dorpsmens, maar mijn kinderen zouden de tijd van hun leven hebben. En daarmee ik als ouder ook.