Je wilt je kind graag bewust opvoeden. Dat vraagt bewustzijn van wie jij als ouder bent. Maar misschien nog wel meer van wie jij als kind was. Hoe goed ken jij je eigen (on)bewuste patronen?
Het leven doorgeven
Als kind heb je het leven gekregen en als ouder geef je het door en leef je het voor. In de ordening heb je nu een andere plek. Net als je ouders. Al zijn ze nu opa en oma, ze blijven ook jouw vader en moeder. En, net als jij, blijven zij kind. Ze hebben je gegeven wat ze konden, zoals hun ouders dat ook hebben gedaan, of het goed of slecht was, veel of weinig. In het geven van wat ze konden loopt de lijn waar je uit voortkomt door. Van voorouder op grootouder, op ouder, op kind. Wat niet onder ogen gezien of opgelost wordt, wordt ook doorgegeven. Zo loopt de invloed van je familiesysteem over de generaties door. Voor jou en na jou.
Ouders die het kind in zichzelf kennen en accepteren, geven hun zoon of dochter een gezonde basis mee om zelf kind te zijn. Een kind is dan vrij om zichzelf te zijn, de wereld te ontdekken en uiting te geven aan wat het nodig heeft.
Wat heb jij gekregen en gemist, wat kon of mocht niet, waar heb je spijt of verdriet van, wie heeft jou en wie heb jij pijn gedaan? Welke verlangens trekken nog aan je, welke schuld draag je mee? En hoe eerlijk durf je te zijn, zonder verwijten, over de invloed die dat op je heeft? Hoe speelt de zorg voor het kind in jou mee in de zorg voor jouw kind?
Soms zet ik in gedachten mijn ouders, grootouders en voorouders achter me. Voor me mijn dochter. Zodra ik dat doe, kan ik er niet omheen haar moeder naast me te zien. Al zijn we al vele jaren uit elkaar, en heeft onze verstandhouding lange tijd beter gekund, het is een feit dat wij onze dochter uit liefde hebben gekregen. Dat het is gegaan zoals het is gegaan, stemt me soms verdrietig. Maar zo was het. Iedere keer als ik nu mijn dochter zie of spreek, moet ik langs dat verdrietige gevoel.
Wat zijn je drijfveren?
Door je geschiedenis waar te nemen, word je je bewuster van wie je nu bent. Eerlijk kijken naar waar je vandaan komt, gewoon zoals het was, laten zien wat jij steeds nodig hebt. In de keuzes die je maakte, in je vriendschappen, je werk, en je relatie(s), worden zo je diepere drijfveren helder. Wel eerlijk blijven, ook als je op sommige daarvan misschien niet trots bent.
Stel je maar eens voor dat ze achter je staan: je ouders, grootouders en voorouders. Hoeveel namen ken je? Hoeveel gezichten herken je? Welke feiten weet je over hen? Hoe wordt over hen gesproken, waarover wordt gezwegen? En kijk in gedachten je ouders dan eens aan. Hoe staan ze? Hoe kijken ze naar je? Hoe zie je dat terug in hoe jij naar je eigen kind(eren) kijkt?
Dan draai ik me om. Nu staat mijn jongere broer naast me. Ik kijk naar mijn ouders, mijn grootouders en overgrootouders. Daarachter zie ik schimmen en silhouetten. Voor mijn gevoel kijken ze allemaal naar mij. Alsof ik iets moet doen, iets wat alleen ik kan. Maar ik weet niet wat. Het wordt heel stil van binnen. Ik voel dat ik me opblaas en alles in de gaten houd. Wat kijkt mijn vader streng en mijn moeder verdrietig. Er moet iets gebeuren, maar ik lijk wel bevroren.
Vraag jezelf regelmatig af op welke manieren jij, in denken en doen, trouw bent aan je ouders. En bekijk met diezelfde vraag in het achterhoofd je ouders eens; als kinderen die het uit liefde goed wilden doen voor hun ouders. Hebben ze zich groot of juist klein gemaakt, steun gezocht of het liever alleen gedaan, zijn ze gebleven of weggegaan? Hoe was dat voor jou als hun kind? En waar in het contact met jouw kind sluipt je eigen gemis of verlangen er soms in?
Ruimte om kind te zijn
Langzaam dringt tot me door dat mijn ouders wel naar me kijken, maar me niet zien. Mij niet zien. Dan besef ik hoe ik mezelf vaak niet heb laten zien. Ik kijk nog eens en voel hoeveel ik van hen hou. Ik zie nu ook de liefde in hun ogen, door mijn strengheid en mijn verdriet heen. Opgelucht haal ik adem. Vervolgens word ik heel verdrietig, heel kwaad, schaam ik me kapot en ben ik weer verdrietig. Daarna voel ik me moe, maar los en ontspannen. Dan draai ik me weer naar mijn dochter en voel ik me stevig en helder. Voorzichtig leunt ze naar achteren.
In een familiesysteem is er voor iedereen een plek. Wanneer je de plek die er voor jou is daadwerkelijk inneemt, ontstaat er rust. Dat betekent de plek van kind in je oude systeem, die van ouder in je nieuwe. Met een andere taak en verantwoordelijkheid. Namelijk om waar mogelijk op te lossen wat je als kind nog te doen hebt, en om je verlies te nemen als oplossen niet meer kan. Ook als je ouders er niet meer zijn, kun je dat doen. Bijvoorbeeld met zo’n oefening als die ik hier beschrijf, of in een familieopstelling. Onderzoek wat voor jou werkt om het, al was het maar van binnen, in orde te maken. Dat helpt voorkomen dat je de negatieve ervaringen aan de volgende generatie(s) doorgeeft. Laat het bij jou stoppen. Zo maak je de weg vrij om te geven aan jouw kind, in plaats van aan het kind in jou.
Andries de Jong is systemisch begeleider