Kleuters willen spelen. Elke ouder weet dat, en elke leerkracht ook. De monitor heeft voor het dossier onderwijs al meerdere verhalen gemaakt, waaronder over de prestatiedruk op kleuters. Daarvoor spraken zij verschillende kleuterjuffen die zich zorgen maken over de steeds grotere nadruk op presteren. Eén van hen, Marga Fennema schreef er een opiniestuk over.
Kennen we het jonge kind nog wel?
Fennema schrijft dat het lijkt alsof we langzaamaan steeds harder trekken aan het jonge kind: ‘De prestatiedruk die wij als volwassenen geregeld ervaren, oefenen wij ook uit op de kwetsbare doelgroep waar wij mee werken. Het gaat meer over wegen en gewogen worden. De methode bepaalt grotendeels de werkwijze waardoor er minder ruimte is voor de waardevolle eigen inbreng van kinderen en spontane ideeën van de leerkracht. We controleren wat af.’
Zo wordt er gekeken of een kleuter tijdens het knutselen zelfstandig zestien gelijke vakjes kan vouwen. Waarna op de weektaak wordt genoteerd of het doel is behaald. Het rooster is dichtgetimmerd en de nadruk ligt op cognitieve activiteiten, stelt Fennema. We belasten jonge kinderen met zaken waar ze vaak nog niet aan toe zijn zoals schrijfles of het feit dat kinderen aan het eind van groep 2 een bepaald aantal letters moeten kennen. En dan heeft ze het nog niet eens gehad over de Cito-toets voor kleuters. Dat vind zij hét instrument dat niet meet wat je wil weten. Ondanks dat de toets niet verplicht is durven veel scholen het niet los te laten zo schrijft Fennema. Maar zo vraagt ze zich af kennen wij het jonge kind nog wel en weten we wat het nodig heeft?
Spel is de drager van de ontwikkeling
Fennema schrijft dat CDA-Kamerlid Michel Rog in februari gepeild heeft wat zo’n drieduizend kleuterleerkrachten vinden van het huidige kleuteronderwijs. Daar kwam uit dat negen van de tien kleuterleerkrachten vinden dat er een specialistische opleiding moet komen voor het geven van kleuteronderwijs. Ze geven aan dat er momenteel onvoldoende kennis is over het jonge kind. Terwijl alles valt of staat bij de deskundigheid van de leerkracht. Want uit onderzoek blijkt dat de leerkracht de belangrijkste factor is die invloed heeft op de leerling. Fennema vindt dat de methode zou moeten fungeren als bronnenboek en niet leidend zou moeten zijn voor het onderwijs.
Ze benadrukt ook het belang van spel, wat naar haar idee geregeld wordt onderschat. Terwijl spel de drager van de ontwikkeling van kleuters is. Ook voldoende beweging is essentieel voor kleuters en hier mag meer aandacht voor komen. Zij denkt dat de leertijd effectiever wordt als we meer bewegen met de kinderen.
Vertrouwen in de natuurlijke ontwikkeling
Fennema sluit af met dat de politiek meer geld naar het onderwijs wil, denk aan verhoging van het salaris. Maar, zo stelt ze terecht: ‘Is dat de enige oplossing? Het zijn de onbetaalbare dingen die het hem doen. Vertrouwen! Ik pleit voor vertrouwen in de deskundigheid van de leerkracht en vertrouwen in de natuurlijke ontwikkeling van het kind. Als kwaliteiten van leerkrachten tot hun recht komen, geldt dat voor kinderen ook. School zou over het leven moeten gaan, dan komt het leren vanzelf.’
Meer lezen
Democratisch onderwijs: Leren lezen op een school zonder klassen en toetsen