Ik heb de winter altijd heerlijk gevonden. Kou geeft me de mogelijkheid om trots te zijn op mezelf: ik trotseer de kou wel, ik kan een beetje vorst wel aan. De striemende wind op mijn wangen en de verkleumde vingers en tenen ervaar ik als mogelijkheid om mijn lijf helemaal te voelen. Mijn lichaamsdelen niet als vanzelfsprekend waar te nemen, maar helemaal ervaren.
Voor mijn kinderen wens ik dan ook hetzelfde: dat ze de elementen van de natuur ervaren en trotseren.
Afgelopen winter kon ik mijn hart dus helemaal ophalen. Zo’n strenge winter kon ik me niet meer herinneren. Ik kon weer stoer zijn, ik moest bikkelen van mezelf. Dit keer vond ik er echter helemaal niets aan. Ik bleef liever binnen. Omdat ik wat teleurgesteld was in mezelf was het een beetje sombere winter – en gebrek aan zonlicht schijnt ook voor somberheid te zorgen, dus dat hielp ook niet mee.
De winter is nu vroeg van start gegaan en ik voel het al aankomen: ik heb wederom geen behoefte om te bikkelen. Maar dit keer pak ik het anders aan. In plaats van bij de pakken neer te zitten geef ik me over aan dit gevoel van naar binnen keren, aan de behoefte aan warmte en aandacht in kleine kring. Kortom, ik geef me helemaal over aan cocooning. Ik zet speciaal voor mezelf een kopje thee, maak een kruikje warm en laat me meevoeren op de behaaglijke warmte van mijn eigen liefdevolle omgeving.
De kinderen leren ondertussen bij de natuur-bso wat de elementen van de natuur zijn en hoe die te trotseren. En als ze thuiskomen ruik ik de lucht van een kampvuur en maak ik snel een lekkere warme drank voor ze klaar terwijl hun vingers ontdooien. Wat een bikkels zijn het toch!