Vorig jaar vertelde ik al over de verschillen tussen een Roemeense en een Nederlandse kerst, maar er is een punt waarop de twee wel degelijk overeenkomen: met kerst wordt er veel en lekker gegeten. Wat gelijk het startsein is om te gaan piekeren over de oeroude vraag: wat eten we met kerst?
Die stopt niet totdat ze genoeg eten heeft voor de hele straat
In tegenstelling tot de Roemenen die graag traditioneel koken met de feestdagen, zetten de Nederlanders bij voorkeur geen Nederlands eten op het kerstmenu. Er zijn maar weinig mensen die hutspot of erwtensoep serveren op eerste of tweede kerstdag. Liever koken we uitgebreid liflafjes en serveren we meerdere gangen aan een mooi gedekte tafel. Een jaar geleden werd de ‘wat eten we met kerst?’-vraag door mijn schoonmoeder gesteld. Na het afstrepen van alles wat het in ieder geval niet ging worden kwam het idee om iets te eten dat wij erg lekker vinden en niet in Roemenie kunnen krijgen. Het werd boerenkoolstamppot met worst. In een chique jasje, met meerdere pannen en stamppotvariaties en lekker veel rookworst. We hebben heerlijk gegeten die kerst, maar iedere keer als ik mensen vertelde wat er op het menu had gestaan keken ze me wat glazig aan. Boerenkool heeft blijkbaar net zo’n hoog kerstgehalte als een paaseitje. Hier is dat juist andersom. Dat je de rest van het jaar uit eten gaat in Italiaanse, Franse, Chinese, Griekse of Indiase restaurants is prima, maar met kerst eet je gewoon Roemeens. En dan het liefst gekookt door je moeder. Die zet de hele tafel vol met alles wat ze ooit heeft leren koken van haar moeder plus nog wat speciale feestgerechten en stopt niet totdat ze genoeg eten heeft voor de hele straat. Plus aanhang. Iedereen schuift aan, kletst en eet ondertussen waar hij of zij zin in heeft.
Roemeens eten met de kerst is voor ons trouwens geen optie om de simpele reden dat ik nauwelijks Roemeens kan koken. Een feit dat ons de nodige problemen gaat opleveren mochten wij ooit in een ander land dan Roemenië willen gaan wonen. Ons jongste gezinslid is namelijk gek op alles wat de Ardeleaanse keuken te bieden heeft. Hij krijgt op de crèche warm eten voor de lunch en heeft zodoende al uitgebreid kennisgemaakt met gerechten als tocanita (stoofpot/stoofvlees) en sarmala (rijst en gehakt opgerold in druiven- of koolbladeren). Nu eet ik ook graag Roemeens, maar zo ver als onze kleine veelvraat ga ik nog niet. Mamaliga (polenta, een soort van maïsbrij) eet ik alleen als het echt niet anders kan, maar in combinatie met zure room, kaas en een gebakken ei is het een van de lievelingsgerechten van onze dreumes. En voor gebakken kippenlevertjes hoef je mij pas wakker te maken op het moment dat ik hopeloos verdwaald en uitgehongerd in een woestijn lig te bedenken of ik eerst mijn linkerarm of mijn rechterbeen zal gaan opeten. Mijn zoon begint echter al te applaudisseren als de levertjes de pan in gaan. Opmerkelijk genoeg trekt hij dan juist bij het Roemeense kerstbrood zijn grens. Zijn eerste snee cozonac, een zoet brood dat met Pasen en Kerst gegeten wordt, gooide onze bijna-peuter na een hap resoluut in de prullenbak. Gebakken ingewanden van een kip; ja graag, maar cake-achtig brood met rozijnen; nee dank u. Raar kind.
Goed, bij gebrek aan spliterwten en boerenkool eten we dus geen Hollandse kost en bij gebrek aan tijd en kennis ook geen overvloed aan Roemeense streekgerechten. Maar wat dan wel? En zo malen we door. Ik ga denk ik maar voor een tafel vol met kleine hapjes a la José. Met een beetje van al onze lievelingsgerechten, aangevuld met wat smakelijke suggesties uit het Kiind Vega kerstdiner. En dankzij mijn zwager, die dit jaar de kerst bij ons door brengt en op wiens verjaardag er altijd gegourmet wordt, eten we op tweede kerstdag dan toch nog typisch Nederlands.