Wankelend kwam ze aan gelopen. Haren in een keurige, spierwitte bob. Zonnebril in het kapsel. Een zilvergrijs satijnen tuniekje, waarin haar dunne, door ouderdom ingeteerde benen nóg bruiner leken. Ik weet niet of ze klein was of klein leek, zo krom liep ze. Ze deed me denken aan een fragiel vogeltje, maar ondanks dat, sjouwde ze een flinke strandtas en een ingeklapte strandstoel mee. De trap over de duin, die ik net van plan was te nemen, leek me ineens een torenhoog obstakel.
‘Zal ik u helpen? Met die stoel?’
Haar heldere, grote ogen keken me verrast aan en ze accepteerde mijn hulp gretig. Ogen van een jonge vrouw in het lijf van een bejaarde.
‘Fijn! Dank je! Het gaat best hoor, zo’n dagje op het strand, maar die trappen…’
Terwijl we elke paar treden stil stonden zodat ze op adem kon komen, vertelde ze. Over de 80 was ze al. En ze ging nog zo graag zelfstandig op pad. Ze had mopperende kinderen die dat eigenlijk geen goed idee vonden, maar daar luisterde ze niet naar.
‘Er zijn namelijk altijd wel mensen die me een handje helpen, waar ik ook kom.’
Eenmaal op het parkeerterrein aangekomen, keek ze naar mijn zevenzitter. ‘Zo! Dat is een fijne auto. Lekker groot. Ik houd van groot, anders word ik zo van de snelweg afgeduwd.’
‘Moet u ver rijden?’ vroeg ik.
‘Drie kwartier,’ zei ze, ‘maar dat geeft niks, want ik mag graag flink gas geven.’
Ze drukte op de afstandbediening van haar auto en de koplampen van een zeer ruime, zwart glanzende sedan lichtten op.
Verbaasd keek ik het frivole vogeltje in haar grote serieuze auto na.
‘Er zijn altijd wel mensen die me een handje helpen, waar ik ook kom.’
Met deze zin nog zingend in mijn achterhoofd, hielp ik de kinderen in de auto en reed naar huis.
Misschien is het vreemd om hulp aan te bieden aan ons, sterke moeders
Een week later zag ik weer een vrouw worstelen met haar spullen. Ze liep achter een kinderwagen, bedoeld voor de peuter, maar zo vol met tasjes, emmers en schepjes dat de tegenstribbelende peuter aan de hand moest. Haar kleuter had er ook niet zo’n zin in. En de oudste was nog te jong om echt lekker mee te helpen. De parasol die ze onder haar arm had viel steeds en zodra ze hem opraapte, gleed een grote tas van haar schouder. Ze was ongeveer mijn leeftijd.
‘Zal ik je helpen?’ vroeg ik. Verbaasd keek ze me vragend aan. ‘Met die tas of je parasol,’ zei ik, maar iets in de blik van de vrouw zorgde ervoor dat er een ongemakkelijk gevoel omhoog kroop. Alsof ik iets ongepast zei. Ze rechtte haar rug en bedankte me vriendelijk maar resoluut.
‘Nee hoor, nergens voor nodig. Het gaat prima.’
Ze zei het vriendelijk, maar ik voelde me stom. Alsof ik, met het aanbieden van mijn hulp, insinueerde dat ze het als moeder niet af kon: alleen, met drie kinderen en teveel om te sjouwen.
Misschien is hulp aanbieden alleen gepast bij oude fragiele vogeltjes. Misschien is het vreemd om hulp aan te bieden aan ons, sterke moeders. Staan wij liever als paradijsvogels, vol bravoure, met hoge borst en gestrekte vleugels ons staande te houden.
‘Het gaat prima. Nergens voor nodig.’
Maar deze zin zong na afloop helemaal niet in mijn achterhoofd. En heel even wilde ik, met terugwerkend kracht, alsnog dat oude, frêle vrouwtje een flinke knuffel geven. Zo een waarbij haar dunne benen even los zouden komen van de grond. Zij was mij dankbaar voor mijn hulp, maar eigenlijk wil ik haar bedanken. Omdat bij haar zoiets aardigs als spontaan hulp aanbieden, zo heerlijk ongecompliceerd is.
Waar ze ook komt.
Tirza van Schie vormt een huishouden met haar man, vier kinderen en haar tien jaar oudere, maar verstandelijk eeuwig zevenjarige zus. Ze publiceert versjes en blogjes op lentezoet.nl en heeft nu ook haar echte versjesboek in de winkels/onze webwinkel liggen!