“Meiden, we moeten opschieten want ik moet om acht uur even bij de dokter zijn voor een uitstrijkje.”
Mijn dochter van zeven vraagt wat een uitstrijkje is. Ik leg uit dat bij iedere vrouw vanaf dertig jaar om de vijf jaar een uitstrijkje gemaakt wordt om te controleren of de vrouw ziek is. Ik zeg dat ze dan met een soort van krabbertje in de vagina van mama gaan en daar een stukje weefsel wegkrabben. “Het is maar een heel klein beetje en dit weefsel controleren ze dan op baarmoederhalskanker. Als je de ziekte hebt, dan kunnen ze er op tijd iets tegen doen.”
“Mogen we mee naar de dokter? Die heeft zo’n leuke spreekkamer!”
Ik zeg dat ze mee mogen en dat we daarna direct naar school gaan. Eenmaal met alle drie mijn kinderen bij de dokter vermaken ze zich kostelijk met het houten poppenhuis en de houten poppetjes die in de wachtkamer staan. Als ik naar binnen wordt geroepen, vraag ik of ze in de wachtkamer willen blijven spelen. Maar nee, ze willen het zien!
Ik vertel de dokter dat ik een uitstrijkje moet laten maken en we lopen door de spreekkamer naar de behandelkamer. Terwijl ik mijn panty en ondergoed naar beneden doe en op de behandeltafel ga liggen pakt de dokter het krabbertje waarmee het allemaal gaat gebeuren. Mijn dochter van vijf mag hem even vasthouden en vraagt: “Moet dat er nu helemaal in, mam?”
Mogen we mee naar de dokter? Die heeft zo’n leuke spreekkamer!
“Ja”, zeg ik, en de dokter gaat aan het werk. Terwijl hij het krabbertje erin stopt, roept mijn oudste dochter: “Gatverdamme mam! Doet dat geen pijn?” Ik schiet in de lach en zeg: “Nee hoor, dat doet geen pijn, het is alleen een klein beetje irritant.” “Nou,” zegt mijn jongste dochter,”ik vind het maar niks!”
“Het stelt echt niets voor”, vertel ik ze en ik trek mijn panty weer aan en doe mijn rokje omlaag. Terwijl we naar de spreekkamer lopen, roept mijn oudste dat ze mijn vagina voorlopig niet meer hoeft te zien. Ik zeg dat ik het jammer vind dat we dan vanavond niet samen in bad gaan. Ze begint te lachen: “Maar dan zit je er op!”
Ik schiet in de lach en vertel haar dat we allemaal een vagina hebben en dat het de normaalste zaak van de wereld is en we er allemaal hetzelfde uitzien. Al ben ik misschien iets verfrommelder omdat ik al drie kinderen heb gebaard. Ze kijken naar de dokter. “Oh ja, die heeft natuurlijk een piemel! En ons broertje ook.”
Als we in de auto zitten vraagt de jongste of het echt niet erg was. “Nee”, zeg ik, “echt niet. Het is maar een heel klein krabbertje en het doet echt geen zeer. Jullie zijn uit hetzelfde gaatje gekomen en kijk eens hoe groot jullie hoofden zijn!” “Ja, dat is waar mam. Toen Woest eruit kwam was het spannender”, zegt de oudste. “Ik denk dat ik een krabbertje in mijn vagina later ook niet erg vind, maar gelukkig ben ik nog geen dertig…”
“En ik ook niet!”, roept de jongste. “Blijf je straks op school nog even om naar de midweek te kijken mam?”
“Tuurlijk kind, gezellig!”