Roos fietst naast me. Met een verbeten gezicht trapt ze zich door de herfststorm heen. We zijn op weg naar huis na een lange schooldag. En aan haar gezicht zie ik dat haar meer bezighoudt dan windkracht 6. Haar tranen zijn er eerder dan de regendruppels. En als ik vraag wat er aan de hand is begint ze te snikken. ‘Mike zei heel de tijd ‘hallo jongen’ tegen me. De hele dag.’
En ze was zo blij vanochtend. Ze had het glimmende trainingsjack van haar grote broer gekregen. Het begon hem te klein te worden en Roos wilde het heel graag hebben. En hij had het haar nog gegeven ook. Dus stapte ze met het jack en omgeslagen mouwen vanochtend trots op de fiets. Klaar om haar nieuwe outfit – zoals ze het zelf noemde – te laten zien aan haar vriendinnen. Het was iets heel anders dan de rokken, jurken en vestjes die ze meestal draagt. En één klasgenootje had daar blijkbaar een punt van gemaakt. Hij noemde haar jongen en dat raakte haar zo dat ze in de tegenaanval ging. Iedere keer als hij haar jongen noemde, had zij hem meisje genoemd. En zo was het de hele dag doorgegaan.
Nu zijn we thuis wel wat gewend. Noek – de grote broer van het trainingsjack – heeft sinds groep 3 lang haar. En we kunnen niet meer tellen hoe vaak hij voor meisje is aangezien. Van ‘Wil zij misschien ook een koekje?’ tot ‘Dag dame’ en tientallen andere varianten. Het gekke is dat ik me daar in het begin druk over maakte. ‘Je ziet toch dat het een jongen is’, dacht ik dan. ‘Kijk eens goed naar hem!’ En natuurlijk corrigeerde ik het iedere keer. ‘Hij is een jongen hoor.’ Of ik was het voor door bij slager net voor het stukje worst aangeboden werd iets tegen hem te zeggen waardoor duidelijk was dat Noek een jongen was. ‘Kom eens hier, jongen.’ Dat soort dingen.
Of je jongen of meisje bent is een ding voor kinderen. Net als hoe oud je bent en in welke groep je zit. Overeenkomsten en verschillen met anderen helpen je bij het vormen van een beeld van je eigen identiteit. Als iemand anders je voor meisje aanziet als je een jongen bent, kan dat je even door elkaar schudden. En ik wilde voorkomen dat Noek met die verwarring geconfronteerd werd. Dat hielp soms. Maar het was geen oplossing. Want ook als ik er niet bij was, werd hij natuurlijk soms voor meisje aan gezien.
Maar misschien hoort het er voor Noek bij. En zelf weet hij dat mensen hem soms als meisje benaderen. Maar dat heeft hem nooit in de verleiding gebracht om zijn haar af te knippen. Hoog tijd om te relativeren! Ook om de volwassen roze/blauw, schattig/stoer, vrouw/man-discussie niet op mijn kind te plakken. En Noek liet me zien hoe dat moest. Tijdens de laatste carnaval verkleedde Noek zich als meisje. Make-up, lange vlechten, over-the-top. Hij zag er geweldig uit. We hebben ontzettend veel lol gehad. En hij was de hit van de school.
En ook Roos haar probleem vroeg om een luchtige oplossing. Hoe voorkom je dat je de hele dag weer naar elkaar staat te schreeuwen en elkaars sekse als scheldwoord gaat gebruiken? Roos en ik hadden een idee. En hoe dat had uitgepakt vertelde ze trots en grinnikend toen we weer naar huis fietsten. Mike had haar weer in haar trainingsjack gezien en was meteen begonnen met zijn ‘hallo jongen’-begroeting. Maar in plaats van mee te gaan in deze stroom van frustratie had Roos geantwoord: ‘Wil je misschien een knuffel van een jongen?’ Mike had daar geen ‘ja’ op gezegd. Hij had het nog een keer geprobeerd. En Roos had nog een keer gevraagd of hij een knuffel wilde. En toen hadden ze gelachen. Er was niet geknuffeld, maar over het trainingsjack is het niet meer gegaan.