Tijdens de rit naar huis zitten de kinderen in stevige autostoeltjes vastgeklikt, wat ze niet alle drie even goed kunnen waarderen. Ik neem het vertrouwde Nederlandse landschap in me op. De rechte wegen met witte strepen. De duidelijke borden langs de weg. De weilanden met koeien, paarden en schapen. Treinen. Geen bergen, geen pickups, geen stoffig zand. Om over de kou nog maar te zwijgen. En dan zijn we toch echt bij ons huis. Ons heerlijke eigen huis met een gasfornuis, een wasmachine, een trampoline en gras. Er komt koud water uit de kraan en ik kan het nog drinken ook. Lucie stuitert als een dolle door het huis, alles is geweldig. Jammer dat de driejarige Pim dit grote moment mist. Om twee uur ‘s middags, het is dan zeven uur ‘s avonds in Azië, is hij onderweg in de auto in slaap gevallen en nu is hij met geen stok meer wakker te krijgen. Een man van gewoontes.
Het huis is nog kaal en leeg, op wat meubels na. Alles wat we bezitten staat immers in de kelder. First things first: de Duplo en de treinbaan naar boven. Na een uurtje sta ik draaierig van de jetlag en alle indrukken in mijn keuken tussen een doos of tien ‘keukenspullen’. Had ik dat niet iets specifieker kunnen omschrijven bij het inpakken? Een doos met ‘alles wat je nodig hebt om een kop thee te zetten’ had ik nu erg kunnen waarderen.
Een doos met ‘alles wat je nodig hebt om een kop thee te zetten’ had ik nu erg kunnen waarderen
Als Pim wakker wordt herkent hij niks maar hij vindt iedere doos die te voorschijn komt uit de kelder geweldig. Blokken! Heel veel auto’s! En ze hebben hier een trampoline! Zo stuiteren we door tot acht uur ‘s avonds, de meisjes zijn dan al 18 uur op, zonder dutje tussendoor. Maar ja, het wordt maar niet donker hier dus de slaap blijft ook uit.
In de dagen die volgen houden we moeite met het vinden van een ritme. We zijn zo gewend om eten te koken als de zon een oranje gloed over het land laat schijnen en om de kinderen naar bed te brengen als het donker is. Nu moeten we op de klok kijken en uitrekenen hoeveel tijd we nodig hebben. En als we dan eindelijk op de slaapkamer zijn beland, lukt het geen enkel kind om te slapen, zo licht. Bovendien missen ze het alle drie dat we niet meer samen slapen in een grote gezellige kamer. De oudste twee delen een kamer en zetten hun bedden tegen elkaar zodat ze weer een groot vierkant tot hun beschikking hebben. Dat helpt. De jongste rommelt op haar kamer en komt telkens kijken, tot de oudsten slapen.
De eerste weken is het hard werken om alles in huis weer een plek te geven. Er staat nog veel in de kelder, de meubelgigant bezorgt kasten maar zet ze niet voor ons in elkaar. Dan drentelen er nog drie kinderen rond die hun ritme helemaal kwijt zijn en graag 200 % mama-aandacht willen. Maar die eerste weken genieten we ook van alles wat we hebben gemist. Hagelslag, salami, echte koffie, schone kleren, met z’n allen fietsen, papieren boeken lezen, mensen die op bezoek komen, bakken in de oven. De jongste twee weten niet dat ze dit allemaal hebben gemist. Het zijn stuk voor stuk verrassingen voor ze. Mooie ontdekkingen die het moment voor ons alle vijf extra bijzonder maken. Pim heeft hier een geweldige rol in. Hij roept telkens enthousiast hoe lekker een boterham hier is en hoe leuk al het speelgoed is. Maar hij is ook eerlijk over de tegenvallers. Met z’n allen fietsen is op zich wel leuk, maar: ‘Er is hier niks. Geen bergen. Geen gouden Boeddha. Geen tuktuks. Geen koeien en geen kippen. Niemand zwaait naar hem en niemand roept Sabaidii!! Het is hier bibberkoud.’ En dat is best even wennen.
Nynke Bos woonde en werkte een jaar met haar gezin in Laos. Nu opent zij, terug in Nederland, haar praktijk voor kindbegeleiding. Over haar jaar met haar gezin in Azië schreef zij een boek.