Heb je nog nooit gehaakt, maar wil je nu eindelijk ook hip handwerkend door het leven? Dan is dit je ideale beginnersproject. Oma’s vierkantjes vergen nauwelijks oefening en ze kunnen eigenlijk niet mislukken. Met twee grote vierkanten heb je al een supertrendy kussensloop gehaakt, en met een vierkant of vierentwintig maak je in een handomdraai een sjaal, babydekentje of toffe tas. Zelfmaakcadeautjes in zachte wol of koel katoen, binnenkort kan jij het ook.
Dit heb je nodig:
Garen. Begin met niet al te dun wol of katoen garen.
Een haaknaald. Op de wikkel van je garen staat welke maat haaknaald je nodig hebt.
Een schaar. Heb je vast wel in huis.
Eventueel een maasnaald om de eindjes weg te steken. Deze kun je in een hobbywinkel kopen. Of misschien heeft je oma er nog ergens eentje.
Zo werkt het:
Je begint met een “magic circle”. Wikkel het garen een keer losjes om je wijs- en middelvinger. Je steekt je haaknaald door de cirkel en je pakt met je naald het lange eind garen vast.
Trek het garen naar de voorkant van de cirkel. Je hebt nu één lus op je haaknaald. Dan ga je met je naald over de cirkel en pak je daar nog een keer het garen op.
Trek het nieuwe stuk garen door de lus die je al op je naald had. Je hebt het begin van je magic circle vastgezet. Als je nu met je naald het garen opnieuw oppakt en het door de lus trekt…
…dan heb je een echte steek gemaakt. Een “losse”. Doe nog eens. En nog eens. En nog eens en nog eens (vijf lossen in totaal) en dat is het begin van je granny square. De volgende steek die je gaat maken heet een “stokje”. Hiervoor sla je het garen een keer om je haaknaald heen.
Daarna steek je je naald door de cirkel. Je pakt het garen op en trekt het naar voren.
Vervolgens sla je het garen nog een keer om je haaknaald heen. Je hebt je draad nu in totaal vier keer op je naald zitten.
Nu trek je de laatste lus door de twee middelste lussen heen. Je houdt dan nog twee lussen op je naald over zoals je ziet.
Je slaat de draad nu weer een keer over je naald heen.
Dan trek je hem door de twee lussen die je nog had, en tadaaaaa! Je hebt een stokje gehaakt!
Oké, zo simpel is het dus. Haak nog twee stokjes. Je hebt nu een lange rij van lossen en drie stokjes. Na de drie stokjes komen twee lossen. Dan weer drie stokjes, twee lossen, drie stokjes, twee lossen en dan twee stokjes. Dit is het moment waarop je je magic circle kunt sluiten. Je trekt voorzichtig aan het losse draadje van je haakwerk totdat de cirkel dicht is.
Als je nu op de zijkant van je min-of-meer-vierkantje kijkt dan zie je allemaal v’tjes van garen. Zoek het v’tje dat bovenop het allereerste stokje zit en tel dan nog twee v’tjes terug in de rij van lossen. Dit is de losse waarmee je alles aan elkaar haakt. Steek je haaknaald door het gaatje dat onder het v’tje zit. Er zitten nu drie draden op je naald: Twee van het v’tje en een lus van het laatste stokje dat je haakte. Je pakt nu met je haaknaald de draad vast.
Trek de draad door het v’tje en door je laatste lus. Nu kun je de draad afknippen. De afgeknipte draad haak je door de lus die je nog over had en je trekt hem stevig vast.
Moeilijker dan dit wordt het niet.
Het is nu tijd om een andere kleur toe te voegen. Je knoopt het nieuwe garen aan het losse eindje van het eerste vierkantje vast. Zorg ervoor dat het knoopje zo dicht mogelijk tegen je haakwerk aan zit. De losse eindjes leg je tegen je haakwerk, in de richting waarin je haakt. Dan trek je met je naald het nieuwe garen door de opening tussen de stokjesclusters. Zorg ervoor dat je ook onder de losse draadjes door gaat.
Pak het garen een tweede keer op, nu boven je haakwerkje, en haal het door de lus die je al had.
Haak vervolgens vijf lossen, en daarna drie stokjes in dezelfde opening. Als je ervoor zorgt dat de losse draadjes strak tegen je haakwerk liggen dan haak je ze vast onder de stokjes. Zijn ze gelijk netjes weggewerkt.
Na de drie stokjes haak je een losse. Daarna komen drie stokjes in de volgende opening, twee lossen en nog eens drie stokjes in dezelfde opening. Zo haak je een hoek. Hierna weer een losse, en dan drie stokjes, twee lossen en nog drie stokjes in de volgende opening. Als je weer bij het begin bent dan haak je twee stokjes naast de vijf lossen waarmee je was begonnen. Vervolgens werk je deze kleur af zoals je ook de eerste kleur afwerkte: Je trekt het garen door het tweede v’tje naast het eerste stokje en door de lus die je nog op je naald had. Dan knip je de draad af en haal je hem door de laatste lus.
En zo kun je verder haken tot je een vierkant hebt van een vierkante meter of groter. Of je maakt een hele stapel kleine vierkantjes die je later aan elkaar haakt.
Bij iedere volgende kleur begin je weer met het vastzetten van de draad, gevolgd door vijf lossen en drie stokjes. Verder haak je langs de zijkanten een losse en dan drie stokjes in de openingen tussen twee stokjesclusters van de vorige kleur, en drie stokjes, twee lossen en nog eens drie stokjes in de hoeken.
Als je vierkantje zo groot is als je wilt, dan kun je hem afwerken. De losse draden die je hebt weggehaakt onder de eerste stokjes van iedere kleur knip je gewoon af.
Het losse draadje van je magic circle steek je met een maasnaald weg onder de stokjes van de eerste kleur. Als je nog één of twee keer rond bent geweest, kun je het laatste eindje afknippen.
En het losse draadje van je laatste kleur kun je door een stokje naar beneden steken en verstoppen onder de stokjes van dezelfde kleur. Zorg dat je het niet te strak aantrekt en knip alles af wat nog uitsteekt.
Lees ook hoe je van de vierkanten een babydekentje haakt. Als je die techniek eenmaal beheerst (en nogmaals, moeilijker dan dit wordt het niet) dan is het een eitje om ook sjaals, tassen, spreien en tafelkleden te maken!