“Mam, ik wil graag met Sam afspreken!”
Mijn zoon rent met blozende wangen op me af, zijn klasgenoot in zijn kielzog.
“Oh, dat lijkt me heel gezellig. En wil je dan bij Sam spelen, of komt Sam bij ons?”
“Sam bij ons!”
“Vind jij dat ook een goed idee, Sam?”
“Ja!”
“En wat vindt de moeder van Sam ervan?”
Terwijl wij moeders telefoonnummers uitwisselen, beginnen de jongens alvast te verzinnen wat ze die middag allemaal kunnen gaan doen.
En zo, van de ene op de andere dag, heeft mijn zoon een eigen sociaal leven. Met vriendjes van school, kinderen van ouders die wij helemaal niet kennen. Niet dat hij de afgelopen vier jaar nooit met onbekende kinderen heeft gespeeld. Maar de babyzwemclub kwam niet echt bij elkaar over de vloer, en met de peuters van de peuterspeelzaal speelde hij alleen op de peuterspeelzaal. Nu is hij een kleuter, en de sociale mores van de kleuterschool schrijven speelafspraken voor. Onze zoon heeft het al snel door, en hij stort zich vol overgave in het nieuwe avontuur.
Stiekem ben ik ook een beetje teleurgesteld als het jongetje die middag niet kan spelen
Ik ben een beetje overdonderd door de voortvarendheid waarmee mijn zoon nieuwe contacten legt. Superleuk hoor, maar hoe moet dat allemaal joh? Zomaar een onbekend kind over de vloer, van ouders die ik helemaal niet ken. Ik vind het nogal wat. En dan is mijn jongen nog redelijk terughoudend in het uit spelen gaan, maar wat als ik hem straks moet achterlaten bij mensen die ik buiten het schoolplein nog nooit gesproken heb?
Mijn zoon heeft weinig last van mijn bedenkingen. Hij lijkt er de visie van de Ierse dichter en toneelschrijver William Butler Yeats op na te houden: “Hier zijn geen vreemdelingen; er zijn enkel vrienden die je nog niet hebt ontmoet”. Dus als hij hand in hand met een jongetje het schoolplein op loopt en hij weet níet hoe het jongetje heet, maar hij wil wél met hem spelen, dan ga ik mee naar de vader van dat jongetje. En dan ben ik stiekem ook een beetje teleurgesteld als het jongetje die middag naar zwemles moet en dus niet kan spelen.
“Ik vind het best spannend hoor, om ze zomaar bij iemand te laten spelen”, zegt een moeder die ik nog ken van de peuterspeelzaal. Kennelijk ben ik niet de enige die een beetje moeite heeft om haar eerstgeborene los te laten. “Je weet nooit wat voor mensen het zijn, en of ze een beetje opletten”. Ik snap haar bezorgdheid, ik vind het ook lastig. Maar ik laat me er niet door tegenhouden. Ik vind het spannend, maar vooral ook heel boeiend om te zien dat hij meer en meer zijn eigen persoon wordt. Hij kent nu al liedjes die ik niet ken, straks kent hij mensen die ik niet ken, leidt hij een leven waar ik de helft niet van weet. Hij groeit op, en dat is goed. Dat is precies wat hij moet doen. En misschien moet ik ook maar weer eens halsoverkop nieuwe vrienden maken. Hallo! Zullen we koffie drinken?