Een rijtje cijfers, een paar ingekleurde bolletjes die staan voor goed, voldoende of onvoldoende en hier en daar een korte opmerking van de leerkracht. Voilà, de blauwdruk van de meeste basisschoolrapporten. De enige manier om leerlingen en ouders te informeren over het wel en wee van het kind? Of kan het ook anders?
In Finland is het verboden om een kind jonger dan acht jaar een toets te laten maken
Of je nou in groep één zit of in groep acht, rapporten zijn een onontkoombaar onderdeel van het schoolgaande leven. Resultaten uit toetsen zijn een vaste basis van het rapport. Onze noorderburen zijn er een stuk minder happig op. Zo krijgen kinderen in Zweden pas in de laatste jaren van hun schoolperiode een rapport mee naar huis en in Finland is het zelfs bij de wet verboden om een kind jonger dan acht jaar een toets te laten maken. Volgens de Finnen zijn observaties en handelend meten door de leerkracht in de eerste jaren voldoende om de ontwikkeling van een kind in de gaten te houden. Vanaf acht jaar wordt de ontwikkeling van kinderen wel gemeten door toetsen, maar die worden door de leerkracht zelf gemaakt en zijn niet voor elke leerling gelijk. Een kind dat goed is in rekenen, krijgt een andere toets dan een leerling die rekenen maar lastig vindt. Niet meer dan logisch, vinden de Finnen. Kinderen worden getoetst op wat ze kunnen, niet op wat ze nog niet kunnen. Ook hangen leerkrachten geen cijfers aan toetsen, maar geven ze elke leerling persoonlijke feedback. Pas als ze zestien zijn, krijgen leerlingen met gestandaardiseerde toetsen en examens te maken.
Vrij en verbindend spelen
Met niets of duurzaam speelgoed
Inzicht
Waarom zetten Nederlandse basisscholen toetsen wel massaal in? Volgens Kelly Meusen, lector aan de HZ University of Applied Science, kunnen toetsen worden ingezet als een middel voor leerkrachten om inzicht te krijgen in de onderwijsbehoeften van leerlingen. ‘De resultaten van bijvoorbeeld een rekentoets geven een beeld van welke stof kinderen al goed beheersen en waar ze nog aan moeten werken. Het voordeel is dat een leerkracht aan de hand van deze uitkomsten kan besluiten om te differentiëren, door kinderen in groepjes die aandacht te geven die ze nodig hebben. Het ene groepje gaat nog een keer terug naar de basis van breuken, het tweede groepje oefent de lastige opgaven uit de toets en het derde groepje krijgt verdieping aangeboden.’
Tranen bij het rapport
Toetsen blijken in de praktijk dus een handige tool te zijn voor leerkrachten om hun onderwijs bij te sturen. Maar hoe gelukkig worden leerlingen van toetsen en de bijbehorende cijfers en rapporten? Een rondje langs een paar ouders levert verschillende verhalen op. De meeste kleuterouders hebben moeite met het feit dat hun vierjarige spring-in-‘t-veld al een Cito-toets moet maken en ook ouders van oudere kinderen vragen zich geregeld af of scholen niet doorslaan in de hoeveelheid toetsen. Toch is het opvallend dat er genoeg kinderen zijn die thuis nooit een onvertogen woord laten vallen over de wekelijkse toetsmomenten en ook niet zichtbaar in de war raken van de rapporten die ze mee krijgen. Het verhaal van vader Koen is minder rooskleurig. Zijn dochter Saar (7) barstte in snikken uit toen ze haar rapport aan hem liet zien. ‘De 6 voor rekenen zat haar dwars, maar vooral de 7 voor schrijven was de veroorzaker van haar tranen. Schrijven is nou net datgene wat ze zowel op school als thuis het allerliefste doet. Ze is trots op haar mooie letters en doet niets liever dan briefjes schrijven naar haar vriendinnen. Waarom had ze dan geen hoger cijfer gekregen van de juf? We hebben haar zo goed mogelijk proberen te troosten, maar hebben ’s avonds samen op de bank wel flink zitten schelden op dit beoordelingssysteem. Is het nou echt nodig om een enthousiast lerend, jong kind te beoordelen met cijfers?’
Ook de ouders van Pieter (10) zijn kritisch over de heersende beoordelingscultuur. ‘Elke keer als Pieter thuis kwam met een rapport zagen wij een lijstje cijfers dat totaal niet klopte met het beeld dat wij van hem hadden,’ vertelt moeder Paula. ‘Hij zat met zijn hoofd bij het parallel universum en had geen zin om rekensommen te maken die hij allang onder de knie had. Pieter ging steeds meer onderpresteren en werd met de dag ongelukkiger. Op school wisten ze niet goed hoe ze hem moesten becijferen en dat resulteerde in een rapport met zesjes en zevens. Uiteindelijk besloten we Pieter de overstap te laten maken naar Keenschool, waar toetsen en cijfers geen onderdeel vormen van de schoolpraktijk. Langzaam kreeg hij zijn enthousiasme terug en bloeide hij weer op.’
Minder cijfers geven en meer feedback geven maakt kinderen gemotiveerder en zelfstandiger
Passieve cijfers
Kaisa Swarts is de mentor van Pieter en sinds de oprichting vorig jaar verbonden aan Keenschool, een privéschool in Bilthoven. Zij is er geen voorstander van om door toetsen de ontwikkeling van kinderen in de gaten te houden. Kaisa: ‘Doordat wij een privéschool zijn, is onze school vrijgesteld van alle landelijke toetsen. Wekelijks zit elk kind met zijn of haar mentor aan tafel om de afgelopen week te evalueren en vooruit te kijken naar de komende week. Wat heb ik geleerd? Wat ging goed en wat kan ik nog verder oefenen? Waar ga ik de komende dagen mee aan de slag? We werken met kleine groepen kinderen, dus als mentoren weten we hoe het met de kinderen gaat en hoe ver ze zijn in hun ontwikkeling. Toetsen zijn voor ons dus geen middel om de ontwikkeling van kinderen in de gaten te houden. We werken af en toe wel met toetsen, maar alleen als kinderen zelf aangeven dat ze graag een toets willen maken. Alleen een cijfer geven en vervolgens weer over gaan tot de orde van de dag doen we niet. Wat heeft een kind er aan om een 7 te krijgen en er vervolgens niets mee te doen? Voor ons is het belangrijkste onderdeel van een toets de evaluatie. We gaan één op één met een kind zitten om de resultaten te bespreken. Juist die evaluatie kan een impuls geven om verder te leren.’
Meer begeleiden en minder beoordelen
Onderzoeker Kelly Meusen is het daar roerend mee eens: ‘Alleen toetsen voor een cijfer is voor kinderen niet zo interessant. We noemen dat ook wel summatief toetsen: aan het einde van een leerperiode kent de leerkracht een cijfer toe aan het kennisniveau van het kind. Op zich prima om dat af en toe te doen, maar dan is het inderdaad belangrijk om de opbrengsten te evalueren en de uitkomst te gebruiken om het kind verder te helpen in zijn ontwikkeling. Gelukkig komt het zogeheten formatief toetsen steeds meer onder de aandacht. Bij deze vorm van toetsen kijkt de leerkracht naar de ontwikkeling van een kind, stuurt bij waar het nodig is en ondersteunt het kind in het leerproces. Geef je als leerkracht de opdracht aan leerlingen om een spreekbeurt voor te bereiden? Praat dan eerst met elkaar over wat belangrijk is als je voor een groep spreekt en uit welke onderdelen een goede spreekbeurt bestaat. Laat een voorbeeld zien van een goede spreekbeurt en maak eventueel samen met de klas een evaluatieformulier die elke leerling na afloop van de spreekbeurt mag invullen. Daar heeft een kind meer aan dan op het eindstation alleen een cijfer krijgen. Het gevaar van te veel toetsen voor een cijfer is dat een kind zich gaat focussen op leren voor de toets. Dat is jammer, want we willen kinderen juist stimuleren tot een leven lang leren. Minder cijfers verzamelen en meer feedback geven maakt dat een kind intrinsiek gemotiveerd is om te leren en meer inzicht krijgt in zijn eigen ontwikkeling.’
Een lijstje cijfers zegt niets over of een kind lekker in z’n vel zit
Zit je lekker in je vel?
Een duidelijk advies, maar wat te doen met de rapporten? Scholen werken verplicht met een leerlingvolgsysteem, dat de vorderingen en resultaten van alle leerlingen bijhoudt. De informatie uit dit systeem gebruiken de meeste scholen om de schoolrapporten vorm te geven. De Onderwijsinspectie laat scholen volledig vrij om de inhoud en vorm van het rapport te bepalen. Zo kunnen scholen per vak een cijfer geven of in woorden beschrijven hoe het met het kind gaat op school. Toch blijkt dat in de praktijk de meeste kinderen een lijstje cijfers mee naar huis krijgen met hier en daar een korte opmerking van de leerkracht. Een gemiste kans, vindt Kaisa Swarts. ‘Er is zoveel meer over een kind te zeggen dan wat het gemiddeld scoort voor taal, rekenen en aardrijkskunde. Een standaard schoolrapport zegt niets over of een kind lekker in z’n vel zit, of het interesse heeft in het ontdekken van de wereld om hem heen en hoe een kind zich ontwikkelt op het vlak van persoonlijk leiderschap. In onze jaarlijkse reflectierapporten besteden we aandacht aan de taal- en rekenvaardigheden van een kind, maar is er net zoveel ruimte om te reflecteren op kunstprojecten, samenwerkingsvaardigheden, probleemoplossend vermogen en organisatievaardigheden. Als mentoren beschrijven we in een reflectierapport welke ontwikkelingsstappen een kind heeft gezet en waar we volgend jaar verder aan willen werken. Het kind schrijft zelf ook op waar het trots op is, wat de uitdagingen waren en wat hij graag nog wil leren. Ten slotte vragen we ook de ouders om een bijdrage. Hoe ging het thuis met hun kind en wat hebben zij zien gebeuren in de ontwikkeling? We zien dat deze reflectieve feedback ervoor zorgt dat leerlingen meer zelfinzicht krijgen en zelf eigenaar zijn van hun leer- en ontwikkelingsproces.’
Feedback
Kelly Meusen pleit ervoor om beter na te denken over het doel van rapporten. ‘Waarom geven we kinderen van jongs af aan een paar keer per jaar een rapport mee naar huis? Welke informatie over de ontwikkeling en leerprocessen van een kind willen we meegeven? Inzicht geven in vakinhoudelijke ontwikkeling is prima, maar dat geeft een beperkt beeld van een kind. In een rapport zouden meerdere facetten van de ontwikkeling van een kind aan bod moeten komen. Naar mijn idee gebeurt dat nu nog te weinig. Vindt een kind het fijn in de klas? Is hij empathisch, behulpzaam, flexibel en creatief? Is hij in staat om problemen op te lossen en kan hij samenwerken met zijn klasgenoten? Wat voor toetsen geldt, is ook het geval bij het uitdelen van rapporten: het is alleen waardevol als je goede, persoonlijke feedback krijgt. Alleen zo kunnen we kinderen laten groeien in verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en enthousiasme.’
Tekst gaat verder onder de foto
Geen rapport, wel een leerovereenkomst
Op basisschool de Paperclip in Zwolle laat het team zich inspireren door de filosofie van Reggio Emilia en werken ze met leerovereenkomsten. Directeur Ellen Laninga: ‘Onze leerovereenkomst biedt veel ruimte om doelen op te schrijven, aandachtspunten te formuleren en het ontwikkelingsproces van kinderen vast te leggen. We vinden het belangrijk om kinderen inzicht te geven in hun eigen leerproces. Als we bij het punt zelfstandigheid het bolletje in het midden plaatsen, leggen we uit wat we daarmee bedoelen. Een belangrijk onderdeel van de leerovereenkomst is dat we aan het begin van een nieuwe periode een voorspelling doen over de verwachte scores van een aantal belangrijke toetsen. Tussentijds evalueren de leerkracht en de leerling het leerproces en uiteindelijk noteren we het eindresultaat naast het voorspelde resultaat. Zo kunnen leerlingen doelgericht werken en zelf ook eigenaar zijn van hun leren.’
Geen rapport, wel een verslagboekje
De Montessorischool Castricum vult voor elke leerling twee keer per jaar een verslagboekje in. De ontwikkeling van kinderen wordt door het al of niet aankruisen van voorgedrukte zinnen en een geschreven toelichting van de leerkracht in kaart gebracht. ‘Cijfers vormen geen onderdeel van ons verslagboekje,’ vertelt directeur Emé Jonkman. ‘We willen niet dat kinderen zich meten met anderen, maar inzicht krijgen in hun eigen leerproces. In het verslagboekje evalueren we eerst het onderdeel ‘kind in de groep’ en ‘kind en werk’. Onderwerpen als samenwerken, rol in de groep, leidinggeven, concentratie en doorzettingsvermogen worden daar uitgebreid besproken. Bij een vak als taal geven we bijvoorbeeld aan welke woordsoorten een kind kan ontleden, zonder daar een cijfer aan te koppelen. Op deze manier geven we inzicht in welke woordsoorten een kind beheerst en kunnen we in de volgende periode kijken hoeveel er sinds het vorige verslagboekje zijn bijgeleerd. Voor ouders vinden we het belangrijk om in het verslag ook het proces te beschrijven, niet alleen het resultaat.’