In de afgelopen dertig jaar ging men er steeds meer vanuit dat seksespecifiek gedrag kwam door de opvoeding die we kregen. Onderzoek wijst echter uit dat de hersenontwikkeling al in de baarmoeder anders verloopt. Aan de hand daarvan zou je kunnen stellen dat jongens en meisjes gewoon geheel anders denken. Toch is het zo dat ook opvoeding de hersenen beïnvloedt. Hersenen blijven zich immers ontwikkelen. De vraag is dan: hoeveel invloed hebben we op het seksespecifieke gedrag van kinderen? Spelen jongens liever met auto’s dan met poppen omdat ze dat leuker vinden of omdat wij ze dat aanbieden? Tutten meiden zich op omdat die drang in ze zit of is het pure imitatie?
Biologische verschillen
Om te beginnen zijn er uiterlijke verschillen tussen jongens en meisjes. Al in de zesde week van de zwangerschap wordt het (mannelijk) Y-chromosoom actief. Dat zorgt ervoor dat de mannelijke geslachtsdelen zich ontwikkelen en de vrouwelijke niet. Ook de hersenontwikkeling verloopt al in de baarmoeder geheel anders bij jongens, onder invloed van testosteron. Zo ontwikkelt de rechterhelft zich doorgaans beter dan de linkerhelft. Testosteron zorgt er verder voor dat het immuunsysteem zich minder goed ontwikkelt. De biologische verschillen zijn er dus zeker.
Wat minder duidelijk is, is hoe deze verschillen zich uiten. Er kan dan wel sprake zijn een verschil is de ontwikkeling van de hersenhelften, maar er is nog maar weinig bekend over de rol van elk van beide hersenhelften. Het idee dat de rechterhersenhelft zich bezighoudt met wiskunde en de linker met taal is niet bewezen. Bovendien is niet duidelijk of de grootte van een hersenhelft wel van invloed is op het gebruik ervan: de hersenhelften werken namelijk samen. Daarnaast is het zo dat de hersenen bij linkshandigen anders werken dan bij rechtshandigen. Kortom: er is nog een hoop onderzoek te verrichten.
Tegen meisjesbaby’s wordt met een zachtere, lievere stem gesproken dan tegen jongens
Stereotyperende opvoeding
Zoals eerder gezegd ontwikkelen hersenen zich door te leren. Het is niet uitgesloten dat een stereotyperende benadering van kinderen de hersenen zo beïnvloedt dat meisjeshersenen en jongenshersenen steeds meer verschillen gaan vertonen.
Jongens en meisjes worden vanaf hun prille jeugd anders benaderd, blijkt uit onderzoek van Michael Lewis. Hij ontdekte dat met meisjesbaby’s meer gepraat en geknuffeld wordt. Ze krijgen ook meer aandacht dan jongens, terwijl jongens meer vastgehouden worden. Tegen meisjesbaby’s wordt met een zachtere, lievere stem gesproken dan tegen jongens. Bovendien verwachten we van meisjes meer geklets en gelach en mogen jongens ruwer en onafhankelijker zijn dan meisjes.¹
Ook Asha ten Broeke, wetenschapsjournaliste, toont in haar boek uit 2010 “Het idee M/V” aan dat opvoeding van grote invloed is op de beeldvorming rondom genderverschillen.
Ook van buitenaf krijgen kinderen veel rolbevestigende boodschappen. Zodra je dochter een jurk aan heeft wordt ze daarom geprezen: “Oooh, wat ben je móói!”. Boodschap: ‘mooi zijn is de bedoeling’. Bovendien geef je nog een tweede boodschap: ‘dankzij de jurk ben je mooi’, terwijl er eigenlijk bedoeld wordt: ‘die jurk staat je leuk’. Tegen jongens wordt bijna nooit gezegd dat ze er mooi uitzien, wél dat ze er stoer uitzien. Boodschap: ‘stoer is goed’. Natuurlijk denken kinderen er niet zo actief over na, maar ze verwerken het wel allemaal. Mensen krijgen in hun leven enorm veel boodschappen en op die manier leren ze. De inhoud ervan is dus wel degelijk relevant.
Op den duur leren kinderen ook van elkaar wat allemaal de bedoeling is. ‘Roze is voor meisjes’, ‘wij willen prinsessen zijn’ en ‘wij hebben spierballen’.
Voorkeuren kunnen uiten
Of het erg is dat jongens en meisjes anders benaderd worden en zich daardoor anders ontwikkelen? Met het antwoord op die vraag zou je een apart artikel kunnen vullen. Het belangrijkste dat in dit artikel genoemd wordt, is dat je je eigen rol bij stereotyperend gedrag niet moet uitvlakken.
Het is in elk geval belangrijk dat kinderen de ruimte krijgen om te ontdekken wat ze leuk vinden. Dus zonder dat er grapjes gemaakt worden omdat zoonlief een roze jurk aan heeft. Veel kleuterjongens vinden dat erg mooi en het zegt niets over hun persoonlijkheid. Voor meisjes is het belangrijk dat ze zich niet gedeisd hoeven te houden bij hun spel. Stoeien is belangrijk, bijvoorbeeld voor het leren omgaan met spanning.
Aan de andere kant is het wel degelijk zo dat jongens en meisjes zich uiteindelijk toch anders ontwikkelen – of dat nou nature of nurture is. Het kan zo zijn dat het aan bepaalde hormonen ligt, het kan ook komen doordat sekseneutraal opvoeden nou eenmaal erg lastig is. Wetende dat je de opvoeding nooit alleen doet, is het belangrijk je te beseffen dat opgroeiende jongens -algemeen gesteld- een andere aanpak nodig hebben dan meisjes. Wanneer daar niet goed mee omgegaan wordt, kan dat voor veel problemen zorgen. Jongens zijn over het algemeen beweeglijker en kunnen zich minder goed verbaal uiten dan meisjes.
Zoals Lauk Wolting zegt: “Zichzelf accepteren, de eigen emoties en energie leren kennen, het uitbreiden van hun gewaarwordingen, hun verantwoordelijkheid leren hanteren en ‘in balans komen’ zijn voor jongens de overkoepelende ontwikkelingsopgaven bij uitstek.”²
Bronnen:
De schoonheid van het verschil | Martine Delfos | ISBN 9789026522277
Meer weten?
Het Idee M/V | Asha Ten Broeke | ISBN 9789490574277
____________
1 Michael Lewis State as an Infant-Environmental Interaction : Analysis of Mother-Infant Interaction as a function of Sex Merill Palmer Quarterly 18 (1972)
2 laukwoltring.nl