Ze slaapt. Haar mond open, haar benen onder haar lijf gevouwen, haar bipsje in de lucht. Ik strijk met een vinger voorzichtig door haar plakkerige haar. Als ik haar neusje aanraak, trekt ze een gezicht. Heel zachtjes kus ik haar warme wang. Dan sluip ik de slaapkamer uit. Onze wervelwind is eindelijk gaan liggen.
De kleuter is natuurlijk nog lang niet moe, maar als ik hem op schoot neem om een boek voor te lezen, legt hij zijn hoofd al tegen mijn schouder. “Ik wil niet tandenpoetsen, mama,” zegt hij gelijk. “Weet ik, jongen. Je wilt ook niet slapen hè.” “Nee,” geeuwt hij. Twintig minuten later ligt hij zachtjes te snurken naast zijn pleegzusje. Ze houden elkaars hand vast.
Zeven jaar geleden dachten mijn man en ik nog dat we nooit kinderen zouden krijgen. Na jarenlang vruchteloos proberen, lieten we ons onderzoeken in het ziekenhuis. En van alle denkbare uitslagen kregen wij de allerslechtste: Het gaat niet lukken. Nou ja, de één na slechtste misschien. Want ik leek prima in staat kinderen te baren. Alleen niet van mijn man. Dat was uitgesloten.
In de hectiek van het dagelijks leven vergeet ik wel eens hoeveel moeilijke beslissingen we hebben moeten nemen om uiteindelijk tot ons gezin van vier te komen. Hoeveel verlies, rouw, verdriet eraan vooraf is gegaan. Zeven jaar is een lange tijd. En als ik een hevig protesterende kleuter in zijn jas probeer te wurmen voor een rondje boodschappen terwijl de ondernemende dreumes nog gauw even een kamerplant omgooit dan loop ik heus niet over van dankbaarheid en geluk. Dan ben ik, net als iedere andere moeder, geïrriteerd.
Een klef kusje: dat was alles wat ik wilde, zeven jaar geleden
De woonkamer is een puinhoop, de badkamer moet echt, echt, echt een keer schoongemaakt worden, ik heb nog geen idee wat we vanavond moeten eten, ik heb wéér geen tijd gehad om Simone de Beauvoir te lezen, ik verwaarloos mijn vriendinnen, ik heb het hele jaar nog geen mascara opgedaan en geloof me, soms loop ik tegen de muren op van frustratie omdat ik zo tussen het naar school fietsen, het boodschappen doen, het opruimen, het op bed leggen, het billen afvegen, het voorlezen en de eeuwige berg wasgoed nauwelijks tijd overhoud voor de dingen die ik vroeger zo graag deed. Maar dan slaat de kleuter zijn armen om me heen en zegt hij: “Ik houd van je, mama.” En dan geeft de dreumes me een klef kusje. En ik smelt. Dat was alles wat ik wilde, zeven jaar geleden.
En dan komt mijn man thuis, en twee stralende kindertjes roepen: “Papa!” en ze springen hem in de armen nog voordat hij zijn jas heeft kunnen ophangen. En de kleuter geeft likjes in plaats van kusjes en de dreumes deelt een onhandige kopstoot uit en ze trekt voor de goede orde nog even een glas water uit de vensterbank. En dan ben ik zo verliefd op die mensen die samen met mij een gezin vormen. Een beetje een gek gezin misschien, met een krijgertje en een tweedehandsje, maar wel óns gezin.