Onze kinderen zijn geen kleine racistjes. We willen onze kinderen immers opvoeden tot respectvolle wijze volwassenen, die hun medemensen gelijkwaardig behandelen, of ze nu wit, zwart of iets daar tussenin zijn. Maar is dat wel reëel? Zonder dat we er erg in hebben, wordt racisme ons met de paplepel ingegoten.
Niemand, of in ieder geval bijna niemand, wil voor racist uitgemaakt worden. We vinden onszelf tolerant, ruimdenkend of – ook een hele mooie – kleurenblind. Dus als onze kinderen ineens iets zeggen (roepen!) over een ander kleurtje, schrikken we ons een hoedje en willen we het liefst meteen onze handen over hun mond leggen. Zó hebben we ze niet opgevoed. Hoe zit dat? Bestaat racisme onder kinderen? En zo ja, is dat dan aangeboren of aangeleerd? Hoe erg is het? En wat doen we eraan?
Racisme-gen
Zijn kinderen racistisch? Ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma: ‘Dat kun je niet zomaar stellen. Het begrip ‘ras’ is al een fenomeen waarbij gekunstelde criteria worden gebruikt die door kinderen niet worden herkend. Huidskleur is weliswaar een duidelijke, maar er komen nog andere aspecten bij, zoals ritueelbeleving en geloof. Kinderen kunnen dan ook geen onderscheid maken tussen bijvoorbeeld een Jood en een niet-Jood.’
Racisme is per definitie niet aangeboren. ‘Nee, dat zou betekenen dat we een soort van racisme-gen zouden hebben,’ aldus de psycholoog, ‘dat zou een hele vondst zijn’. Oké, als het niet aangeboren is, betekent dat automatisch dat het aangeleerd is. ‘En het is heel gemakkelijk aan te leren. Van nature hebben we allemaal een groot differentiatievermogen. Daarmee onderscheiden we het bekende, de in-group (de groep waar we ons mee identificeren, DK) van het vreemde, de out-group (waarmee we ons niet identificeren, DK). Alles wat nabij is, daar hechten we waarde aan. Kleine kinderen hangen aan hun ouders, het gezin, en daar komt later steeds meer bij.’ Het uitgangspunt is in principe positief: kleintjes zijn in eerste instantie op zoek naar dierbaren om bij te horen en niet naar vreemdelingen om buiten te sluiten.
Kleintjes zijn in eerste instantie op zoek naar dierbaren om bij te horen
Hoedje op
Om te overleven hebben we dus een instinct om te herkennen wat bij ons hoort. ‘Maar dat kan ook los van rassenkenmerken. Vroeger, en misschien nog steeds, had je dorpen die op permanente voet van oorlog met elkaar stonden. Kwam je uit het ene dorp, dan deugde je niet, en andersom.’ Heel letterlijk dus: wat dichtbij is, is vertrouwd, en de rest simpelweg fout.
Kleine kinderen onderscheiden ook andere visuele kenmerken, zoals mensen met een hoedje op
Bij een bekend onderzoek naar ‘het andere raseffect’ in 2007 hebben baby’s van zes en negen maanden foto’s bekeken van mensen met een andere afkomst dan zij. Blanke kinderen keken langer naar de afbeeldingen van donkere soortgenoten. ‘Huh, er is iets anders, maar wat?’ In elk geval concludeerden de onderzoekers dat ze met hun paar maanden levenservaring al onderscheid konden maken. Gerrit Breeuwsma helpt ons om met de juiste bril naar dit onderzoek te kijken: ‘Zulke kleine kinderen onderscheiden ook andere visuele kenmerken, zoals mensen met een hoedje op of zonder.’ Daarnaast geldt dat kinderen simpelweg graag ordenen. Denk aan de vormenstoof, waarin kinderen verschillende vormen herkennen en in het bijbehorende vakje stoppen. Of blokken die op kleur gesorteerd worden. Maar het is niet meer dan dat. Er zit geen oordeel bij. Kleine kinderen spelen zonder terughoudendheid met andere kleine kinderen van alle soorten en kleuren. Het speelt niet mee.
Kinderen ordenen graag, bijvoorbeeld blokken op kleur of vorm
ROLLEN
Wanneer wordt het dan een probleem? ‘Het wordt ingewikkeld doordat kinderen opgroeien met een cultuurhistorisch perspectief.’ Dertig jaar geleden publiceerde de Franse historicus Marc Ferro al het boekje ‘Hoe de geschiedenis aan kinderen wordt verteld’, waarin hij heel duidelijk maakt dat we dat niet altijd even zuiver doen als we zouden willen. Breeuwsma: ‘Het is heel belangrijk om te zien welke rollen mensen in de verhalen krijgen die we onze kinderen vertellen.’ Dat kan heel subtiel en soms zelfs goedbedoeld zijn. Pippi’s vader die ‘negerkoning’ is, Sjimmie die shabbier en dommer is dan zijn witte maatje Sjors, of het collectebusje voor de arme kinderen, met daarop een stereotiepe afbeelding van een zogenaamd derdewereldkind. Maar er zijn ook ‘grotere’ kwesties: het koloniale verleden van Nederland, de slavernij en wat daarover in de geschiedenisboeken terugkomt. En, uiteraard, Zwarte Piet.
Gerrit Breeuwsma: ‘Je geeft kinderen op basaal niveau een idee over hoe rassen van elkaar verschillen, en dat gebeurt nog voordat het intellectuele besef aanwezig is. Zo wordt de rassenscheiding met de paplepel ingegoten. Je kunt jaren later wel proberen om dat met intellectuele begrippen op te poetsen, maar het kwaad is al geschied.’
Het witte voorrecht
De gevolgen liegen er niet om, die zijn zichtbaar bij jong en oud, op school, in de maatschappij, en uiteindelijk wereldwijd. Breeuwsma geeft wat voorbeelden. Kinderen van kleur die automatisch een levenslang minderwaardigheidsgevoel ontwikkelen. Docenten die onbewust witte kinderen slimmer inschatten dan de rest. Mensen van kleur in grote auto’s die vaak worden aangehouden door de politie. ‘Een deel van de bevolking vindt dat eigenlijk best normaal. Want donkere mensen zijn toch ook vaker crimineel dan blanke? Maar daarmee keren ze de bewijslast om: het vooroordeel is de basis geworden voor het politiegedrag.’
Andersom geldt dat witte mensen vaak beter worden behandeld, meer kansen krijgen en hoger worden ingeschat dan donkere. Dit begrip wordt het ‘witte privilege’ genoemd. Ook dit is een gevolg van onze wereldgeschiedenis, waarin de witte mens simpelweg vaker een machts- of gezagspositie bekleedde en zich dus meerderwaardig ten opzichte van de rest gedroeg, en nog steeds zo wordt gezien. En als de een meerderwaardig is, is de ander automatisch minderwaardig.
Boekverbranding
Uit het blauwe ogen/bruine ogen-experiment van Jane Elliot in de jaren 60 (later herhaald bij BNN als ‘het grote racisme-experiment’ en ook dunnetjes overgedaan bij de Belgische VRT) werden kinderen in een klas in twee groepen verdeeld, afhankelijk van de kleur van hun ogen. Bruine ogen werd verteld dat ze beter en slimmer waren dan blauwe ogen. Al gauw leken de groepen een afspiegeling van de (racistische) maatschappij. Blauwe ogen groepeerden zich om zich te wapenen tegen de onderdrukking van de bruine, werden onzeker en presteerden zelfs slechter dan de bruine. Wonderlijk, want alle kinderen wisten toch dat het ‘maar een spelletje’ was? Hieruit zou je kunnen concluderen dat racisme gemakkelijk aan te leren is én dat stereotypes zich vrijwel automatisch voegen naar het beeld dat men van hen heeft. We creëren dus onze eigen waarheid.
Wat nu? Hoe voeden we onze lieverdjes op tot respectvolle volwassenen in een wereld waarin iedereen gelijk is, ongeacht afkomst of huidskleur? Beginnen met een grote boekverbranding van alle (verborgen) racistische kinderpropaganda? Weg met Pippi en Sjimmie? ‘Nee, je hoeft niet alle wereldliteratuur weg te moffelen,’ vindt Breeuwsma. ‘Er valt al een hoop winst te behalen in de bewustwording. Wat doet dit verhaal dat ik nu lees met de perceptie van mijn kinderen? En: zijn er tegenbeelden beschikbaar?’ Een voorbeeld: ‘Ik dacht dat Marokkanen alleen crimineel kunnen worden’, vertelt Mo, een jongen van Marokkaanse afkomst aan Kidsweek. ‘Dat hoor je vaak in de media.’ Hij is nu bezig een documentaire te maken met Marokkaanse helden. Dat zijn belangrijke dingen. De psycholoog ziet gelukkig steeds meer nieuwe verhalen waarin ook gekleurde helden aan kinderen worden voorgesteld.
En het is belangrijk om je bewust te zijn van de labels die je opplakt. Breeuwsma: ‘Zie het onder ogen: wat zijn mijn stereotiepe beelden? Bedenk dat je zelf ook niet onder een stereotiep beeld wilt vallen.’ Dan voel je je bijna altijd tekortgedaan, want je bent nu eenmaal veel meer dan ‘vrouw’, ‘blank’ of ‘lang’. Zeker bij kenmerken van een bepaalde afkomst is er niet te ontkomen aan de heersende vooroordelen. Je kunt je kleur nooit verstoppen. ‘Leg aan je kinderen uit dat iemand met een bochel geen ‘gebochelde’ is, maar een persoon met een vergroeiing in zijn rug.’ En een Turk is iemand uit Turkije, een spriet is iemand die lang en dun is. Het klinkt misschien wat kinderachtig, maar door iets meer woorden uit te spreken om iemand te omschrijven draag je bij aan het tegengaan van labels. Een mooi voorbeeld voor je kinderen. Labels zitten in de weg. Ze zijn ons aangepraat en het duurt nog wel even voordat we er met z’n allen voorbij kunnen kijken. Er gaat een prachtig filmpje rond van Prince Ea: ‘I am not black, you are not white’. Breeuwsma: ‘Je hoeft verschillen niet weg te moffelen, want ze zijn er nu eenmaal, maar je kunt er wel genuanceerd mee omgaan.’
Laten we met de paplepel met z’n allen wat meer diversiteit serveren. Aardappelen, couscous en kousenband. Laten we onze baby’s tonen hoe rijk we in Nederland zijn, met zo veel verschillende soorten mensen bij elkaar. En laten we onze peuters en kleuters de liefdevolle verhalen vanuit de hele wijde wereld vertellen.
En Zwarte Piet, wat doen we daarmee?
Hoe je het ook wendt of keert, het sinterklaasfeest is geen onschuldig kinderfeestje meer. Al in 1987 sprak Gerda Havertong in Sesamstraat tegen Pino haar irritatie uit over het hele gedoe. ‘Voor zwarte mensen is Sinterklaas helemaal geen feest. Altijd worden zwarte mensen, grote mensen en kleine mensen, voor Zwarte Piet uitgescholden. Nee, dat is niet leuk. Ik heet Gerda, ook als het sinterklaasfeest is.’
De discussie is heftiger dan ooit. De grote mensen weten dat, maar de kinderen nog niet. Misschien voelen ze wel iets, maar de meesten zien nog de heerlijke betovering van de goedheiligman en zijn helpers, het snoepgoed en een ‘heule grooote stoomboot’. Van de volwassenen probeert het ene deel precies hetzelfde te zien, maar een ander deel ziet een rijke leider, domme stereotiepe slaven in clownspakjes, snoepgoed en een klassiek slavenschip.
Witte Nederlanders laten oordelen over racisme, is net zoiets als mannen van middelbare leeftijd tijdens de seksuele revolutie te laten verklaren dat er geen ongelijkheid tussen mannen en vrouwen bestaat
Veel witte Nederlanders denken dat het allemaal wel meevalt met Zwarte Piet. Pino zei het zelf: ‘Zwarte Piet zijn is toch hartstikke leuk? Ik wist echt niet dat je het zo erg vindt, hoor Gerda.’ Nee, maar witte Nederlanders (en waarschijnlijk ook blauwe vogels met grote voeten) laten oordelen over racisme, is net zoiets als mannen van middelbare leeftijd tijdens de seksuele revolutie te laten verklaren dat er geen ongelijkheid tussen mannen en vrouwen bestaat.
Het sinterklaasverhaal is misschien wel het beste voorbeeld van een beeld dat we met de paplepel ingegoten hebben gekregen. En wat heel moeilijk bij te poetsen is op latere leeftijd. Dat doet ook best wel een beetje pijn. Een ranzige vlek op onze dierbare jeugdherinneringen. Maar ja, ook in de documentaire rijzen de vragen: wie wil er nu bijdragen aan het kwetsen van een grote groep mensen?
Hoe erg is het als Zwarte Piet niet meer ‘zwart als roet’ is? Of juist letterlijk alleen maar roetig zwart? Kunnen wij, de grote mensen en die hele wijze goedheiligman, dit met elkaar oplossen? Zodat alle grote en kleine mensen samen een mooi feest kunnen vieren?
Om zelf te kijken:
VPRO Wit is ook een kleur, Sunny Bergman, 2016
BNN Het grote racisme experiment, 2013
Kinderverhalen om samen te lezen:
De reeks over Prinses Arabella, Mylo Freeman
De reeks over Spekkie en Sproet, Vivian den Hollander
Mijn twee oma’s, Floella Benjamin
Het boek over een doek, Reineke Schermer
Kikker is verliefd, Max Velthuis
Blog van Spinzi over emancipatie en diversiteit in kinderboeken
Drees Koren is Zegmaarmama van Luka, Jep en Numi. Dit artikel verscheen in Kiind magazine editie ‘Grenzeloos’.
Fotograaf: Maria Stijger