Het lijkt wel een epidemie: de druk op ons leven lijkt jaar na jaar toe te nemen. Druk op het werk, druk in ons gezin, druk in ons hoofd. En dan zijn er ook nog allerlei verleidingen uit de digitale hoek. Toch is dit niet iets van de laatste tijd. Ook jaren geleden bezweken leerkrachten onder de werkdruk. Al in mijn eerste jaren als juf balanceerde ik regelmatig op het randje van overspannenheid. Tot ik een lezing hoorde van Jacqueline van Ommeren, een Surinaamse psycho-analitica en onderwijsdeskundige die pleitte voor radicaal ander onderwijs: ontwikkel vanuit de kinderen zelf en in verbinding met elkaar en de wereld om hen heen.
Om een lang verhaal kort te maken: de directeur van mijn school was het met haar eens en kreeg voor mij officiële toestemming om rooster en methodes overboord te gooien en te onderzoeken of haar ideeën praktisch uitvoerbaar waren.
Vanaf dat moment wist ik pas echt wat druk, druk druk was. Op school moest alles anders: geen houvast meer van methodes, veel observeren, dagelijks terugblikken en de planning voor de volgende dag schrijven, en die weer loslaten als bleek dat kinderen een andere richting insloegen.
Na school had ik een extra baan: ik moest alles noteren voor het onderzoek. In die jaren kreeg ik ook nog twee kinderen. Druk? Zacht uitgedrukt. Maar toch, ik heb het nog nooit met zoveel plezier druk gehad als toen. Voorheen had ik het gevoel dat ik door kauwgom liep, ik moest de kinderen met me mee trekken, de leerstof door. Het gevoel dat ik in de nieuwe situatie had leek meer op achter hen aanhollen: ‘Ho, even! Ik kom eraan!’ Ik verbaasde me over de groeisprongen die ze maakten. Heel veel leerstof kon ik overslaan, ze ontdekten het zelf al en gaven hun vondsten vanzelf aan elkaar door. Heel natuurlijk gedrag overigens: als je iets ontdekt hebt wil je dat delen. Dat níet mogen doen is pas tegennatuurlijk.
Moe van tegen de stroom in werken
Ik had het dus veel drukker dan daarvoor, maar het voelde heel anders. Ik was niet uitgeput, wel ‘moe maar voldaan’. Wat me nu opeens als een heel ouderwetse uitdrukking voorkomt. Zou dat betekenen dat we dat gevoel niet meer kennen?
Terugkijkend lijkt me dat het vooral zo licht voelde omdat mijn vertrouwen terugkwam: het vertrouwen in mezelf als juf, én het vertrouwen in mijn leerlingen. Ze bleken veel meer te kunnen dan er met het volgen van methodes uitkwam. Dit gold niet voor alle kinderen overigens, een aantal bleef achter, maar gezien hun leeftijd of ontwikkelingsfase was dat niet verontrustend. Veel belangrijker was dat hun enthousiasme intact bleef. Hun plezier in leren werd niet gedoofd maar gewekt, vooral ook omdat de andere kinderen hen met alle liefde en engelengeduld wel wilden uitleggen hoe een som in elkaar zat of hoe je een woord moest veranderen in een ander woord. Zo groeiden ook zij al doende tot competente, actieve en creatieve leerlingen. Ze leerden met, van en aan elkaar.
De sturende rol van taal
Toch zat er meer achter. Dat leerde Jacqueline mij in de talloze uren dat we samen spraken over psyche en leren. Tot mijn verbazing was volgens haar een van de problemen in het onderwijs de taal die we daar gebruiken en de macht die mensen eraan ontlenen. Taal die ons in de greep houdt, die de verhoudingen bepaalt, die verdoezelt, waardoor we niet helder meer kunnen zien, of het gebruik van woorden die ons de verkeerde richting uitsturen.
Napraten heeft vreemd genoeg meer status dan de eigen ontdekkingen
In mijn boek Educreation legt zij uit dat taal kan gaan woekeren als een gezwel als woorden niet meer verbonden zijn met de eigen ervaring. Die woekerende woorden vernielen meer dan je lief is. Ze gaan een eigen leven leiden en bevestigen de status quo. Het leven gaat eruit en we kunnen niet meer zelfstandig denken. Niemand vraagt zich meer af of het klopt, we leren eerder na te praten dan zelf na te denken.
Mogen we eigenlijk zelf nog denken?
Napraten heeft vreemd genoeg meer status dan onze eigen ontdekkingen. ‘Wie heeft dat gezegd?’ in plaats van ‘Hoe ben je op die gedachte gekomen?’ is dikwijls een motie van wantrouwen. Een gewoonte waarmee we ons eigen denken ondermijnen. Die gewoonte begint op school. Daar leren we voornamelijk napraten wat een ander heeft bedacht. Zelf leren denken wordt op een enkele filosofieles na niet gewaardeerd. Zoals de juf van mijn vierjarige kleinzoon woedend was omdat hij het waagde haar verhaaltje te onderbreken met de opmerking: ‘Wat u nu zegt is niet waar hè?’ Hij is daar dus niet lang gebleven…
We leren op school dus gedachten van anderen op gedachten van anderen op gedachten van anderen te stapelen, zonder koppeling naar het eigen leven. Geen wonder dat de zin ervan veel leerlingen ontgaat en de zin in leren rap verdwijnt. Dit passieve leren begint al direct bij de manier waarop we kinderen leren lezen en rekenen. De methode neemt de eigen ontdekkingstocht over en hapje voor hapje lepelt juf of meester de leerstof naar binnen. Hier wordt de bijl al aan de wortel gelegd nog voor het kind begonnen is.
Eigen ontdekkingen hebben een niet te onderschatten waarde. Ik zal nooit vergeten hoe in mijn eerste jaar als juf twee meisjes van zes stralend de klas in kwamen: ‘Juf, we kunnen lezen!’ Na zes weken konden ze lezen: wat een feest! De weken en maanden daarna kwam de rest. Maar voor de laatsten die met Pasen nog aan het ploeteren waren, kwam dit feest nooit. Bij hen was de ervaring overwegend negatief: ‘Leren is hard werken en het is moeilijk’; of ‘Zij zijn slim en ik ben dom!’. Toen al dacht ik dat elk kind het recht op dit feest moet hebben. Mijn latere keuze voor Jenaplanonderwijs was hierop gebaseerd: in Jenaplanscholen werken kinderen op eigen tempo, in familieverband en vier je samen je successen.
Wat gebeurt er in de black box?
Een andere weeffout in ons onderwijsstelsel is er sinds de jaren zeventig ingeslopen: onderwijsmensen zijn steeds meer in zelfstandige naamwoorden gaan praten. Leerlingvolgsysteem, leerstof, jaarklassensysteem, toetsen, foutenanalyse, leerdoelen. Waar zijn de werkwoorden gebleven? Ontdekken, begrijpen, verwerven, ontwikkelen? Begraven onder leerstof en goede bedoelingen? We hebben het eerder over input en output dan over wat er van binnen in het kind gebeurt. Het proces in het kind zelf wordt onderbelicht. De blackbox blijft gesloten.
Hapje voor hapje lepelt juf of meester de leerstof naar binnen
Hoe gaan we hier uit komen? Alles begint bij bewust worden. Tot je door laten dringen dat het niet vanzelfsprekend is dat we het doen zoals we het doen. Sta stil. Kijk, luister. Sta dan op en deel wat je ontdekt hebt.
Zoals Jacqueline van Ommeren deed toen ze ontdekte dat mensen letterlijk ziek worden van lege woorden, dat dode niet-doorleefde woorden de verkeerde richting aangeven, dat het praten over onderwijs in zelfstandige naamwoorden ons het het zicht ontnemen op de levensprocessen die worden uitgedrukt in werkwoorden.
Woorden die levendige beelden schetsen geven weer kleur aan het leven. Kleuters horen in een tuin, waar ze kunnen scheppen en graven. Waar dieren zijn en je van alles ziet groeien. Als je kleuters naar een school stuurt, geeft dat een richting aan het denken waar we niet heen moeten.
Gelukkig lijkt er nu een wending te komen. De motie over onderwijs waarin de kleuter geen schoolkind meer hoeft te zijn maar weer kleuter mag zijn, is met grote meerderheid van stemmen aangenomen.
Concreet houdt dit in:
- Als leerkracht van groep 1 en/of 2 hoef je geen letterkennis meer aan te bieden aan kinderen die daar niet aan toe zijn.
- Als leerkracht van groep 1 en/of 2 mag je voorwaardenscheppende activiteiten doen met kinderen die psychologisch (en neurologisch, maar dat is wat lastiger vast te stellen) kleuter zijn; op leesgebied kun je denken aan klankspelletjes en allerlei vormoefeningen (knippen, doolhoven, aardappel stempelen, enzovoort).
- Je school mag kinderen die in augustus niet schoolrijp zijn, in groep 2 houden en hoeft die niet meer naar groep 3 te laten gaan.
Er komt dus lucht. Minder druk op kinderen, minder druk op leerkrachten. Oeps! Ook al een gek woord. Die ‘leer-kracht’ nam het kind van zichzelf al mee. Facilitator dan? Mogelijkhedenschepper?
Laten we in elk geval dit afspreken: Kleuters zijn geen leerlingen en ze gaan niet naar school, maar trekken er elke dag op uit om de wereld te ontdekken. Dat doen ze in de kleutertuin, de werkplaats of in het inspiratieatelier!
Marijke Sluijter was hoofdredacteur van Educare. Ze leert leerkrachten, kindercoaches en –therapeuten hoe zij door middel van taal&tekenspel contact kunnen maken met de emotionele, sociale en cognitieve intelligentie van kinderen.
De foto komt van basisschool Iduna.