Het ene moment is je kind nog een peuter, het volgende moment is het alweer klaar voor de basisschool. In de kleuterklas ontwikkelt je kleuter zich razendsnel. Wat gebeurt er allemaal? Dit artikel gaat over de ontwikkelingen die je kleuter meemaakt.
Lichamelijke ontwikkeling
De interesse voor het eigen lijf en de werking daarvan staat centraal in deze fase. De hersenen maken een ware groeispurt door. Als het kind vijf is, hebben ze al bijna de grootte van die van een volwassene. Dit maakt complex leren, problemen oplossen en verder taalontwikkeling mogelijk.
Het kind kan zich zelfstandig aan- en uitkleden (op veters strikken na), eten met lepel en vork. Over het algemeen zijn kinderen zeer actief: ze rennen, klimmen, springen en fietsen graag.
De fijne motoriek wordt ook verder ontwikkeld: kinderen maken vaak een enorme ontwikkeling door op het gebied van tekenen als ze net naar school gaan. Ook vingerverven, blokken bouwen, puzzels maken zijn favoriet.
Tip: Geef je kind de tijd en ruimte om zijn zelfstandigheid verder te ontwikkelen, ook al kan het de dingen nog niet perfect.
Voorzie in materialen en activiteiten om motorische ontwikkeling te stimuleren zoals puzzels, stoepkrijt, verf en potloden.
Sociale ontwikkeling
“Mama, dit is eigenlijk een jongensfiets”. Met deze zin kwam mijn dochter thuis na een van haar eerste schooldagen. Ook zong ze triomfantelijk: “Jongens zijn gek, die zitten op een hek, meisjes zijn sterk, die klimmen op de kerk”.
Het zijn niet zomaar uitspraken. Het zijn uitspraken die een heel mooie illustratie zijn bij de fase van de ontwikkeling waarin ze zat. Het kind gaat ontdekken dat er twee soorten mensen zijn: jongens en meisjes, mannen en vrouwen, en dat het zelf tot een van die twee soorten behoort. Kenmerkend voor deze fase is ook de bijzondere interesse voor de eigen geslachtsorganen. Dit is de reden waarom ‘doktertje spelen’ zo’n geliefd spelletje is op deze leeftijd. Een spelletje dat ouder soms nog moeilijk vinden maar het is goed om te weten dat dit volstrekt normaal is.
De actieve behoeftebevrediging ontwikkelt zich ook verder in deze fase. Het kind wil niet alleen door zijn ouders worden verwend, het wil ook door hen worden bewonderd. Jongens het meeste door hun moeder, meisjes door hun vader. Kleine prinsjes en prinsesjes willen ze zijn. Je zou bijna kunnen zeggen dat jongetjes de plaats van vader in willen nemen en meisjes de plaats van moeder. Er ontstaat een soort concurrentiestrijd. Meisjes op deze leeftijd willen graag met hun vader trouwen. Vaak hebben ze daar ook hele fantasieën bij: welke jurk ze aan hebben, wat papa zal dragen, op welke plek gaan ze trouwen. Moeder maakt geen deel uit van deze fantasie. Overigens is het kind zich niet bewust van wat het doet, het is complete onschuldigheid. Dit proces kan ook dubbele gevoelens veroorzaken bij het kind: enerzijds strijdt het meisje om de gunsten van haar vader, anderzijds houdt ze veel van haar moeder.
“papa staat op nummer 1”
“wie vind jij de liefste, papa?”
Tip: De manier waarop je als ouder reageert op deze vragen is van grote invloed op de rest van de ontwikkeling. Reageer je er als ouder steng en afwijzend op, dan kan het kinderen zo afschrikken dat ze het gevoel hebben iets verkeerds doen. Beter is het om er ontspannen mee om te gaan en het te zien als een normale gezonde fase. Laat je niet verleiden daadwerkelijk de concurrentiestrijd aan te gaan.
Stel je je als ouders zich op deze manier op, dan zal het kind de concurrentiestrijd op den duur opgeven en zich vervolgens gaan identificeren met de ouder van hetzelfde geslacht. Het jongetjes wil net zo als zijn vader worden, het meisje net als haar moeder.
“Ik word later net zo sterk als papa”
“wat heb je een mooie jurk aan mama”
Het kind heeft interesse voor anderen en houdt van gezelschap. Begint samen te spelen in een groep. Toch zijn spelletjes met spelregels nog wat lastig. Het liefst zetten ze de regels naar hun eigen hand of verzinnen ze hun eigen regels die in hun voordeel zijn.
Kinderen zijn op deze leeftijd nog erg bezig met wat “echt” is en wat “niet echt”. Dromen en fantasieën lijken levensecht voor kleuters. Vragen van kinderen gaan ook vaak over wat er echt is op tv en wat niet echt (onderscheid tekenfilms en speelfilms waarin “echte “mensen zitten). Ook houden kinderen zich veel bezig met de vraag wat leeft en wat niet.
“Leven dieren en planten? Leven stenen ook?”
Verstandelijke ontwikkeling
Het denken van kinderen is nog erg concreet. Abstracte begrippen zijn nog erg lastig te begrijpen. Ze houden zich vooral bezig met het hier-en-nu en dingen waar ze zich gemakkelijk een voorstelling van kunnen maken.
Kinderen zien gebeurtenissen nog erg als eenrichtingsverkeer. Onderstaande dialoog is hiervan een mooi voorbeeld:
“heb je een zus?”
“Ja”
“Hoe heet ze?”
“Jessica”
“Heeft Jessica ook een zus?”
“Nee”
Het denken van kinderen in deze levensfase is nog erg egocentrisch. Dit is wat anders dan egoïstisch. Ze beredeneren alles vanuit zichzelf. Ze gaan er van uit dat hun kijk op de dingen dezelfde is als die van iemand anders. Ze kunnen zich nog niet een voorstelling maken van het perspectief vanuit de ander. Ze hebben niet het vermogen zich te realiseren dat andere mensen gedachten, gevoelens en standpunten hebben die anders zijn dan die van hen. Je hebt vast gemerkt dat als je verstoppertje speelt met je peuter, hij zich verstopt door zijn handen voor zijn ogen te houden.
Verder kunnen kleutertjes ook zo heerlijk hardop hele monologen houden. Zijn teleurstellingen zijn zichtbaar: als je kind een cadeautjes krijgt wat tegenvalt zal hij dat laten blijken. De sociale regels zoals wij die hanteren, kennen ze nog niet. Als ouder kun je je daar opgelaten over voelen.
Tip: Sta model voor je kind. Wees niet boos maar probeer samen met je kind te oefenen met deze sociale regels.
Het favoriete woord van een vierjarige is ‘waarom’. Toch hebben jonge kinderen nog niet echt kennis van het begrip ‘waarom’ zoals wij die zouden definiëren. Met het woord ‘waarom’ bedoelen ze vaak wat anders. Het is vaak vragen om meer informatie over het onderwerp.
“Mama, waarom zit drinken in flessen en pakken?”
“Omdat het beter is om sommige dingen in flessen te verpakken en andere in pakken.”
“Waarom dan?”
“Omdat het goedkoper is”
“waarom?”
Tip: Als het kind het woord ‘waarom’ gebruikt, bedoelt het vaak veel meer dan de eigenlijke betekenis van het woord. Het kind bedoelt: “hoezo?” “vertel me meer”. Hij wil meer informatie, en vraagt niet per se naar de reden van iets (de eigenlijke betekenis van het woord ‘waarom’). Als je dat weet, hoef je als ouder ook niet te zeggen “Waarom? dat weet je best” of “daarom”, maar kun je gewoon doorvertellen over het onderwerp.
Voor het kind zijn dromen en fantasieën nog levensecht en dus vinden ze het vaak eng om te gaan slapen
Emotionele ontwikkeling
Veel jonge kinderen ontwikkelen een angst voor het donker. Die angst heeft meer te maken met fantasie en dromen dan dingen die ze werkelijk meemaken. Kinderen zijn vaak bang voor specifieke objecten en situaties zoals vreemden, het donker, harde geluiden. Kinderen van een jaar of vier tot zes hebben meer angsten voor abstractere zaken zoals monsters, de dood, alleen zijn en belachelijk gemaakt worden.
Tip: Het belangrijkste bij angst is het erkennen van het gevoel. Het serieus nemen van de angst. Voor het kind zijn dromen en fantasieën nog levensecht en dus vinden ze het vaak eng om te gaan slapen. Hoe je dit verder begeleidt is afhankelijk van hoe jij als ouder bent en hoe je kind is. De een zal een lampje laten branden, de ander zal samen met het kind de kamer door gaan om te zien of er geen “monsters” zijn. weer een ander ziet samen slapen als de oplossing. Het kan allemaal. als je als ouder rustig blijft uitleggen wat dromen zijn, wat “echt “is en wat niet, zal het kind gaandeweg deze fase goed afsluiten.
Wat je veel ziet is dat kinderen op deze leeftijd heftig kunnen reageren als iets niet lukt of als ze hun zin niet krijgen. Ze willen zich graag gehoorzaam gedragen en zijn erg gevoelig voor complimentjes in die richting. Ze zijn dan met name zeer gevoelig voor de waardering van papa en mama. Het kind ontwikkelt zijn zelfvertrouwen en onafhankelijkheid volop.
Tip: Geef zowel verbaal als non-verbaal (gezichtsuitdrukking, gebaren en lichaamstaal) aanmoedigingen. Negeer het negatieve gedrag niet, wees consequent maar zorg ervoor dat er naar verhouding meer positieve aandacht is. Benoem zowel bij het positieve als het negatieve gedrag het concrete gedrag. Dus: “Wat goed dat je je helemaal zelf hebt aan gekleed”. Of: “Je mag best boos zijn maar ik wil niet hebben dat je gaat slaan”.
Denk niet dat het kind wel “weet”dat je van hem of haar houdt. Kinderen hebben het nodig om dat letterlijk van hun ouders te horen. Zeg dus: “Ik hou van jou”.
Morele ontwikkeling
Op deze leeftijd beginnen kinderen duidelijker onderscheid te maken tussen wat mag en wat niet mag. Wat een ander van ze vindt speelt een grote rol.
Boosheid wordt nu meestal niet meer met fysieke agressie geuit maar door gemene woorden en verbale dreigement.
“ik stamp je dood”
Kinderen begrijpen nog niet goed wat ze zeggen als ze deze woorden gebruiken.
Tip: Wees consequent op een respectvolle manier. Duidelijk en consequent zijn is iets anders dan “autoritair”. Kinderen vragen om duidelijkheid en zullen niet rusten totdat ze antwoord hebben op hun vraag. Mag het nu wel of niet?
Neem de woorden niet letterlijk maar zie het als een manier om hun boosheid te uiten.
Hester van der Wal is Orthopedagoog en GZ-psycholoog in opleiding.