Ik had gehoopt op een knutselkind. Zo’n joch dat met permanente verfvlekken onder zijn nagels en eeuwige restjes lijm in zijn haren een spoor van aandoenlijke kunstwerken achter zou laten. Hele dagen aan de keukentafel, hij met een doos vol waskrijt en honderd vellen gekleurd papier, ik met mijn laptop. En dat ik dan lekker een beetje kon schrijven terwijl hij zichzelf vermaakte met de eindeloze creativiteit die hij – uiteraard – van mij had geërfd.
Ik had gehoopt op een bouwkind. Dat hij, zodra zijn fijne motoriek het toeliet, aan een grote doos blokken genoeg zou hebben voor een heel weekend. Ik zou verhalen verzinnen over verre landen waar gekke tovenaars, dappere koninginnen en pratende aapjes woonden, en hij zou kastelen maken tot hij boven zijn blokkendoos in slaap viel.
Ik had een rommelig huis vol kleurige peuterschilderijen verwacht, waar je onder de eettafel in een tent van draagdoeken kon slapen. En dat we zouden dansen op Arabische sprookjesmuziek, op Mozart, op Black Sabbath en op malle liedjes die we zelf bedachten. Ik zou een vrolijke Pippi Langkousmama zijn en hij zou zo’n lekker smoezelige peuter zijn die zich nooit verveelde omdat hij alle ruimte had, en een eindeloze voorraad knutselmateriaal.
Ik zou de leukste moeder ter wereld zijn, als mijn zoon maar precies was zoals ik hem van tevoren had bedacht. Maar natuurlijk is mijn kind geen modelpeuter. Hij houdt heus wel van knutselen, maar na tien minuten heeft hij daar weer genoeg van. Als ik fanatiek meeknutsel dan houdt hij het soms wel een uur vol, alleen kom ik dan niet aan schrijven toe. Bouwen is om bepaalde, voor mij ondoorgrondelijke, redenen alleen maar interessant wanneer we op het punt staan de deur uit te gaan. En pas als zijn pleegzusje eindelijk een tukkie doet, wil mijn zoon ineens muziek maken. Met zijn trommel. Of met de vieze pannen op het aanrecht.
Tot zover mijn goede bedoelingen. De realiteit van het ouderschap is bij lange na niet zo romantisch als ik van tevoren had bedacht. Oh, er wordt gepicknickt, op boerderijen rondgescharreld, naar dierentuinen gefietst en samen gekookt en gegeten hoor. Het leven met een peuter is nooit saai. Maar mijn zoon heeft zo’n ander temperament dan ik, hij heeft zulke eigen ideeën en wensen. Soms hoor ik dat ouders graag “iets van zichzelf” willen bij gezinsuitbreiding. Mijn ervaring is dat er gewoon een extra persoon bij je komt wonen. Daar zit best wat gemeenschappelijk DNA in, maar toch vooral heel veel eigenheid.
En als ik eerlijk ben, is dat precies de reden waarom ik graag nog een tweede kind wilde opvoeden. Want toen ik eenmaal van de schrik was bekomen, bleek juist die eigenheid het grote avontuur van het ouderschap te zijn. Ik leer nu tellen in zestien verschillende talen, dansen op Britney Spears en zandtaartjes bakken tot de zandbak leeg is. Niet omdat ík dat zo leuk vind, maar omdat mijn zoon daar zo van geniet. En dan ga ik ’s avonds, als hij slaapt, zelf nog wel even knippen en plakken.