Wil je dieren in de tuin? Dan heb je een bloeiende rommeltuin nodig! De beestjes eten elkaar aan de lopende band op, maar dat is goed. Ze zorgen zelf voor een natuurlijk evenwicht in de tuin waardoor je weinig hoeft te doen om je moestuin slak- en luisarm, en je kinderen geïnteresseerd in het leven om zich heen te houden.
In ons tuintje, dat door anderen een patio genoemd zou worden, hebben we een holletje ontdekt. Ondanks de beperkte ruimte zijn we trotse bezitters van een composthoop en ineens zat er een verdacht gaatje in de zijkant. Met z’n drieën hebben we alle mogelijkheden doorgesproken: zou het een egel zijn? Nee, die zou zich eerder onder een stapel bladeren verstopt hebben, dit is meer een veredelde berg aarde. Een mol kan het ook niet zijn, want die laat geen gat aan de zijkant open. Gisteren kwam aan ons gehersenkraak een einde. Ik had wat oud brood in de tuin gestrooid en ineens schoot er een muis uit het holletje! Geen kleine huismuis, maar best een flinke. Deze knabbelde lekker aan het brood en rende vervolgens terug naar zijn nieuw verworven adres. Voor een kleuter -en volwassenen- een indrukwekkende belevenis. Dus, als je niet al voor de natuur een diervriendelijke tuin zou willen, dan toch zeker wel voor je kinderen!
Bijen, hommels en vlinders
In dezelfde categorie als deze populaire insecten horen ook wespen, vliegen, en torren. Deze zorgen er met z’n allen voor dat de planten bestoven worden en er dus weer bloemen en nieuwe vruchten komen. Behoorlijk belangrijk dus.
Voor deze dieren kun je een insectenhotel maken. Zet verder wat goed geurende planten voor ze neer zoals de vlinderstruik, lavendel, kamperfoelie en wilde tijm. Maak een vlindervoerderplek (‘vlinderkroeg’ genoemd in het boek ‘Tuinieren voor (wilde) dieren’, zie onderaan dit artikel). Vul een smalle flessendop met suikerwater (1 deel suiker op 9 delen water) of gebruik een breder schaaltje en leg hier steentjes in zodat de vlinders droge pootjes houden, en serveer overrijp fruit op een klein bordje.
Hoe meer slakkenetende dieren, hoe minder je overweegt om tóch maar gif op je planten te spuiten
Kriebelbeestjes
Insecten als pissebedden, oorwurmen, regenwormen of spinnen worden minder schattig gevonden. Toch zijn ze zeker nuttig in de tuin. Zo houdt de regenworm je aarde in perfecte conditie, eet de duizendpoot de slakken van je framboos en lusten de oorwurmen, mieren en lieveheersbeestjes graag bladluis. Zelf zijn ze weer goed voer voor vogels en kikkers. En wat zo mooi is; hoe meer vogels je in je tuin hebt, hoe minder last je van slakken zult hebben.
Een composthoop is een walhalla voor deze dieren. Gebruik deze voor bladeren, gemaaid gras en ander tuinafval, maar ook eierschalen, theezakjes, koffiefilters, pindaschillen, (ongekookte) groente- en fruitresten.
Wil je graag met je kinderen naar wormen kijken, maak dan een wormenhotel van een glazen pot of plastic fles. Vul deze met een laag aarde van 3 cm, vervolgens een laag zand van 3 cm enzovoorts, voeg op het laatst een laag water toe. Lok er wat wormen in en zet hem op z’n kop in de aarde op een schaduwrijke plek (we hoeven geen gekookte wormen). Ze kunnen er nu zelf in en uit kruipen. Al snel kun je zien hoe ze gangen graven!
Egels en muizen
Hoe meer slakkenetende dieren, hoe minder je overweegt om dan tóch maar, voor één keer dan, gif op je planten te spuiten. Muizen en egels zijn er gelukkig dol op. Maar het is ook gewoon heel gezellig, die wilde zoogdieren in je tuin.
Ze overwinteren graag in de composthoop, dus schep deze niet weg tijdens de wintermaanden en ga er ook in de zomer voorzichtig mee om. Zorg verder vooral voor een niet al te nette tuin, tussen hoge planten, wat losse stenen, takken en bladeren kunnen ze zich goed nestelen. Zorg er voor dat egels gemakkelijk je tuin in kunnen komen door een opening van 15 bij 15 centimeter onder je hek te maken, of alleen een heg als erfafscheiding te gebruiken.
Vogels en vleermuizen
Kwetterende vogels zijn altijd gezellig in je tuin en het is indrukwekkend om een vleermuis in de schemering over je huis te zien vliegen. Bovendien eten ze graag slakken, rupsen en insecten en eten kleine vogels ook bladluis.
Zorg voor veel beschutting, een bladbehoudende heg biedt kleine vogels veel bescherming, ook in de winter. Vleermuizen zitten graag in holle bomen of in kieren onder je dak.
Een vogelhuis maak je zelf van een oud (wijn)kistje en een zaag. Elke soort vogelhuis wordt weer door andere vogels gebruikt. De huisjes, met een kleine opening van 26 tot 32 millimeter, die je veel in de winkels ziet, zijn voor mezen bedoeld. Mussen houden van gezelligheid, maak voor hen een flat met drie openingen van 35 millimeter. De roodborst en winterkoning hebben graag een halfopen nestkast en als je echt snel klaar wilt zijn, maak je een open nestkast (met een schuin dakje) voor merels en stadsduiven.
Maak met je kind een nestelmandje aan het begin van de lente en bouw een drinkschaal voor dorstige vogels waarin ze ook lekker kunnen poedelen.
In de winter verwen je de vogels met lekkere hapjes. Als je eenmaal begint met bijvoeren, dan is het verstandig om hier mee door te gaan. Vogels kunnen gaan rekenen op je hulp. Wees zuinig met brood, dit is enkel een vulmiddel. Geef vooral aardappelen, gekookte rijst, fruit, droge kaas, zwoerd en pindakaas met weinig tot geen zout.
Met je kinderen kun je zaadbollen, pindaslingers en een vogeltosti maken. Voor de bollen kun je zelf zaden sparen van vlas, zonnebloemen, beuken en distels.
Kikkers en padden
Ook kikkers en padden zijn gek op slakken, insecten en spinnen, maar ze eten ook weleens een muis of een vogeltje op. Padden en kikkers leven voornamelijk op het land.
In de lente kun je de transformatie van kikkerdril tot kikkervisje tot kikker goed bestuderen wanneer je wat kikkerdril uit de sloot vangt. Doe slootwater, waterplantjes en een stevige stapel stenen in een bak en zet deze in de halfschaduw. Vul regelmatig aan met slootwater en schep vies water of dode beestjes weg. De stenen fungeren als kikkertrap: als de visjes adem kunnen halen, moeten ze boven het water uit kunnen komen. Wees zorgvuldig: kikkervisjes mag je niet vangen en zorg er altijd voor dat kikkers uit de bak kunnen als ze helemaal getransformeerd zijn. Eventueel kun je de bak ingraven, zorg er dan altijd voor dat de vijver afgedekt is met stevig gaas zodat kleine kinderen niet in de vijver kunnen vallen.
In onze tuin zit de pad (we zijn met onze kleine tuin al heel blij met één exemplaar) graag onder de bladbehoudende heg, naast de composthoop. Deze heg verliest zijn blad pas als er frisse bladeren verschijnen, dus in de lente ligt het daaronder vol met oude bladeren. Voor die heg staan plantenpotten.
Maak een paddenhuis op een donkere, vochtige plaats. Vul een stenen plantenpot met compost en mos, leg deze op zijn zijkant met de opening richting het zuiden en graaf deze een stukje in de grond in. Bedek het geheel met bladeren en compost.
Nog even over slakken
Wanneer je zorgt dat er veel dieren in je tuin leven, zal er een gezond ecosysteem ontstaan. Je tuin is dan slakarm, níet slakloos! Ook slakken hebben hun rol in het systeem. Ze zorgen voor humusrijke grond omdat ze plantenresten opeten. Bovendien zijn ze een lekker hapje voor andere dieren. Huisjesslakken eten trouwens bijna niet van jouw mooie plantjes, dat zijn de naaktslakken. Huisjesslakken voeden zich onder andere met de eitjes van naaktslakken. Als je zorgt voor een goede onkruidtuin, loop je minder kans dat de slakken zich op jouw groenten storten.
Meer dieren in de tuin!
In het kleurrijke boek ‘Tuinieren voor (wilde) dieren’ lees je nog veel meer over dieren in de tuin. Per maand staat beschreven welke activiteiten je kunt ondernemen om ze een mooie woning te geven en welke planten geliefd zijn. Daarnaast kun je lezen wat dieren van nature eten. Een basisboek voor ieder kind vanaf een jaar of vijf en zijn ouders!