De door BBB en VVD ingediende motie om vrouwen minder onder druk te zetten om borstvoeding te geven lijkt sympathiek, maar speelt vooral de zuivelindustrie in de kaart.
De motie klinkt sympathiek
Moeders moeten minder onder druk worden gezet hun baby borstvoeding te geven. Om ervoor te zorgen dat ouders die vrijheid ook kunnen ervaren, zou de huidige wet- en regelgeving moeten worden aangepast. Dat is, kort samengevat, de strekking van de op 11 juni aangenomen motie van de Kamerleden Tielen (VVD) en Van der Plas (BBB). Het verhaal wordt onderbouwd met de opmerking dat sommige vrouwen borstvoeding ‘de hel’ vinden, dat flesvoeding kan bijdragen aan een eerlijkere verdeling van de zorgtaken en dat ‘er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is dat deze druk rechtvaardigt’.
De motie klinkt sympathiek: de taakverdeling tussen mannen en vrouwen met kinderen is nog verre van optimaal en iedere gedragswetenschapper kan je vertellen dat het loslaten van ‘de borstvoedingsmaffia’ op vrouwen niet de meest duurzame, laat staan vrouwvriendelijke manier is om moeders te helpen of te stimuleren hun baby te voeden. Dat progressieve partijen als GroenLinks-PvdA en D66 met deze motie instemden, valt op het eerste gezicht dan ook best te begrijpen.
Gratis minicursus borstvoeding
Tips om boobytraps te voorkomen
De zuivelindustrie lijdt onder dit reclameverbod
Toch getuigt dit stemgedrag van een buitengewone naïviteit. Neem om te beginnen die ‘wet- en regelgeving’ die vrouwen onder druk zou zetten om borstvoeding te geven: die is bijna niet te vinden. De enige wet die hier mogelijk voor in aanmerking komt is de wet die de producenten van zuigelingenvoeding verbiedt om reclame te maken voor hun product omdat borstvoeding in de eerste zes maanden volgens de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het meest ideaal is voor een zuigeling.
Lees hier De borstvoedingsmaffia bestaat niet
Feitelijk komt het er dus op neer dat de opstellers en onderschrijvers van de motie vinden dat vrouwen zó lijden onder het verbod op reclame voor zuigelingenvoeding, dat hier dringend verandering in moet komen. Dat lijkt ons moeilijk hard te maken. Er is eerder sprake van een andere partij die lijdt onder dit reclameverbod: de zuivelindustrie.
Belangenverstrengeling?
En laten Van der Plas en Tielen daar nou net een hele warme band mee hebben. Judith Tielen werkte ‘als marketeer voor onder meer geneesmiddelen en babyvoeding’, zo valt te lezen op haar VVD-webpagina. Als ‘global marketingmanager’ was zij bijvoorbeeld drie jaar verbonden aan FrieslandCampina. De BBB van Caroline van der Plas is zoals bekend een product van een agromarketingbureau.
Maar dat is niet het hele verhaal. Als het inderdaad waar is, zoals beweerd in de motie, dat er onvoldoende bewijs is dat borstvoeding significante gezondheidsvoordelen heeft, dan zou het ongedaan maken van zo’n reclameverbod misschien nog te rechtvaardigen te zijn. Maar laten we eens kijken waar de onderzoeken die het belang van borstvoeding relativeren vandaan komen.
Aanleiding voor de motie was het verschijnen van het NRC-opiniestuk ‘Ouders, geen zorgen: de fles is net zo goed voor je baby als de borst’ van journalist en schrijver Caroline van Keeken. In dit artikel onderbouwt Van Keeken haar betoog door te wijzen op een interview met een medisch specialist neonatologie die moedermelk onderzocht en meeschreef aan de officiële ESPGHAN-kunstvoedingsrichtlijnen.
ESPGHAN staat voor European Society for Paediatric Gastroenterology Hepatology and Nutrition. Deze beroepsorganisatie was in 2023 wat betreft haar inkomsten voor 43 procent afhankelijkvan de voedingsindustrie. Op de nummer één, twee en drie van de lijst met geldschieters staan maar liefst drie aanbieders van babymelk: Abbott Nutrition, Nestlé en Nutrilon. Verderop in het rijtje duikt ook FrieslandCampina op. Dat zou op zijn minst moeten aanzetten tot verder onderzoek: is hier geen sprake van belangenverstrengeling?
Gebrek aan goede hulp
Tot slot vragen wij ons af welk probleem deze motie nu echt gaat oplossen. Uit recent onderzoek van het Voedingscentrum blijkt dat 71 procent van de moeders die borstvoeding geeft hier eerder mee stopt dan ze van plan was. Tweederde van deze groep ervaart dat als negatief: ze wilden wel, maar konden niet. Niet omdat ze zelf niet in staat waren om te voeden, maar omdat het ze te moeilijk werd gemaakt door druk uit de omgeving en door gebrek aan goede hulp. Een groot percentage vrouwen ervaart dus inderdaad druk rond de borstvoeding, maar eerder om mínder te voeden dan om dat méér te doen.
Lees hier Maak lactatiekundige zorg bereikbaar voor alle ouders
In Zweden, waar vrouwen en mannen veel langer verlof krijgen na de geboorte van hun kind, geeft 64 procent van de vrouwen na zes maanden nog steeds borstvoeding. In Nederland is dat 31 procent. Als de Zweedse ouders volop van de verlofmogelijkheden willen profiteren, moeten mannen minstens vier maanden van de zorg fulltime voor hun rekening nemen. Daarmee ontstaat er een veel gelijkwaardigere taakverdeling in huis.
Progressieve partijen die een gelijkwaardigere taakverdeling tussen ouders hoog in het vaandel hebben staan én kinderen een optimale start willen geven, zouden er beter aan doen om zich eens goed in het Zweedse model te verdiepen in plaats van zich te laten inpakken door de zoetgevooisde ‘kunstvoedingsmaffia’ die met haar tentakels in zowel politiek, media als wetenschap lijkt te zijn doorgedrongen.
Dit stuk werd geschreven door Marilse Eerkens, Annegien Bakkers en Yvonne Woldberg. Het werd geplaatst als opiniestuk in de Volkskrant op 3 juli 2024.