Dit is een voorpublicatie uit het boek Het is goed zo van Relinde Graaff: een roman over hokjesdenken en een onvervulde secundaire kinderwens.
‘Konden wij nog maar zo naar de wereld kijken. Zo onbevooroordeeld, vol verwondering.’ Ik neem een slok van mijn wijn om de melancholie weg te spoelen. Olivia zit naast me op het terras van theatercafé De Lieve Vrouw. Een van haar krullen springt naar voren en met een nonchalant gebaar veegt ze hem naar achteren. Ze glimlacht vragend naar me.
Ik gebaar om me heen. ‘Kinderen kijken met een open blik. Dat kunnen wij niet meer. We hebben alles gekaderd, alle associaties met elkaar gelinkt, alle herinneringen en bijbehorende emoties gearchiveerd in ons brein. Zo jammer.’
Haar lach wordt breder, haar ogen worden groot en ze kijkt verrast om zich heen. ‘Hoezo? Dat kan toch nog steeds?’ Ze kijkt naar de rotan stoel waar ze op zit. ‘Kijk, deze… wat is dit eigenlijk? Oh, en… dit…’ Ze pakt een bierviltje en bijt erin.
Ik begin te lachen en gooi een viltje naar haar hoofd. ‘Je bent nu al aangeschoten!’
Ik mis mijn doel en schamp het donkere haar van de man die schuin achter haar zit. Hij kijkt om. Zijn helderblauwe ogen vinden me en een schok gaat door mijn lichaam. Ik voel de emotie door mijn bloed stromen, ik hoor de castagnetten klapperen op het snelle ritme van mijn hart. De smaak van olijven vermengt zich met de nasmaak van de wijn. Olivia stoot me aan en ik kom weer bij zinnen.
‘Oh, sorry, dat was niet de bed…’ begin ik, maar ik haper.
Gaf hij me nou een knipoog? Voor ik het weet heeft hij zich weer omgedraaid. Ik voel even aan mijn ring en neem nog een slok wijn.
‘Ik ben waardeloos. Gewoon waardeloos.’
Hij kijkt niet op. Ik hoor het geluid van de tikkende klok aan de muur. Maarten zit op de bank de krant te lezen. Ik staar nog even naar hem, het mes in mijn hand hangt zwaar boven de snijplank. Ik draai me terug naar het aanrecht en ga verder met blokjes aubergine snijden.
‘Zie je? Jij vindt het ook.’
Hij vouwt zijn krant op, zet zijn bril recht, loopt naar me toe en omhelst me. Ik hou het mes onhandig achter zijn rug vast. ‘Een ongelukkige combinatie’ noemde de arts ons. Woorden kunnen zich diep nestelen, broedend op onzekerheid. Maarten geeft me een kus op mijn kruin, zijn lippen zoeken naar woorden. Dan draait hij zich om.
‘Ik ga Daan ophalen,’ zegt hij. De deur valt achter hem dicht.
Ik hoor iets in de pan sissen. Shit, het pepertje. Wanneer ik de pan haastig van het vuur haal, snijd ik met het mes in mijn vinger. Ik veeg de rode druppel weg, maar er komt een nieuwe uit. Bloed. Onheilsbrenger.
Ik zet latinmuziek op om me op te vrolijken. Muis schuurt miauwend tegen me aan.
‘Je krijgt zo eten van me,’ sus ik.
Terwijl ik in de pan roer, draai ik met mijn heupen. Als student woonde ik twee jaar in Madrid en werkte ik als propper voor een discotheek om bij te verdienen. Op het plein van Santa Ana bood ik iedereen die voorbijkwam een gratis shotje aan. Lopend van het grote plein naar het steegje van de discotheek praatten we, kreeg ik een glimp van hun levens te zien. In die paar jaar tijd heb ik duizenden flinters leven van de meest uiteenlopende mensen toegeworpen gekregen. Jong, oud, man, vrouw, straight of gay, op het plein kwam iedereen samen. Ik stond bekend als ‘Caperucita Roja’, oftewel Roodkapje, vanwege het rode hoedje dat ik altijd droeg. Heerlijk was dat, alles lag nog open.
Een reclame met babygeluiden dringt zich via de boxen aan me op en slingert me terug van het plein in Madrid naar mijn aanrecht in Amersfoort. Ik zet mijn telefoon zachter terwijl de voice-over me iets aanraadt dat ik niet meer nodig heb. Ik proef de ietwat flauwe saus, gooi er nog wat kruiden door en draai dan het vuur uit.
‘Slaapt hij?’
‘Nog niet. Ik heb beloofd dat ik straks nog even bij hem kom kijken.’
Ik vul een theeglas en pak een groot stuk chocolade. In de buurt van Daan probeer ik niet zoveel te snoepen, om het goede voorbeeld te geven, maar sinds de mislukte puncties geeft het me troost. Het doet pijn te weten dat ik nooit meer een baby aan mijn borst zal voelen, dat ik niet nog een kind groot zal zien worden. Mijn hart huilt als ik kleertjes waar Daan uit is gegroeid, naar zolder doe.
‘Mamaaaaa.’
Ik druk het stuk chocolade in mijn wang, slik om mijn speeksel te neutraliseren.
‘Ja?’
‘Ik kan niet slapen.’
‘Probeer het toch maar.’
‘Wat heb je in je mond…?’
‘Niets, ga slapen.’
‘Je hebt wel iets in je mond, ik hoor het!’
‘Chocolade. Oké, morgen mag jij ook een stukje als je nu gaat slapen.’
‘Beloofd?’
‘Beloofd.’ Ik hoor Daans deur dichtgaan, loop naar de bank en plof naast Maarten neer. Ik vraag of ik Daan morgen ook op bed mag leggen. Tijdens mijn zwangerschap hadden we afgesproken om de zorg eerlijk te verdelen. Steeds vaker snoep ik tijd af van Maarten, omdat ik van elke minuut van Daan wil genieten. Tijd is kostbaar geworden, vloeibaar goud dat door mijn handen glipt.
‘Wil je je film kijken of zullen we iets anders doen?’ Ik pluk een beetje aan Maartens broek. Zijn libido is de laatste jaren flink gedaald. Olivia zegt dat het libido van alle ouders omlaag gaat, dus zij begint er niet aan, aan die inperking van vrijheid. Maarten haalt zijn schouders op. Ik geef het op en nestel me nog wat dieper in zijn armen.
Relinde de Graaff is actrice en stemactrice. Ze woont met haar man, kind en twee katten in Amersfoort. Op 26 oktober komt haar boek Het is goed zo uit, een op eigen ervaring gebaseerde vertelling over het rouwproces na een onvervulde secundaire kinderwens.
Bestel het boek via hetisgoedzo.com.
Beeld: Timon de Graaff.