Hieronder vind je een verhaal over Sam. Sam is 5 jaar en zit in groep 2. Alhoewel ze oogt als een zelfstandig meisje, maakt de juf zich zorgen over een aantal dingen.
De juffrouw heeft vanochtend in de klas een verhaal voorgelezen over hoe mensen vroeger in hutten en holen woonden. Dat was een mooi verhaal. Bente en Sam hebben er van genoten. Zo’n hut willen zij ook! In het speelkwartier rennen ze het speelbos bij school in en gaan aan de slag. Als ze geen losse takken meer kunnen vinden, trekken ze takken van de struiken af. Dan grijpt de juffrouw in. Ze spreekt de kleuters vermanend toe: ‘Bente en Sam, dat is niet de bedoeling! Je mag gerust losse takken gebruiken voor jullie hut, maar je mag geen takken van de struiken maken! Dan maak je de natuur stuk!’ Bente staat met een beteuterd gezichtje te kijken; een uitbrander van de juffrouw is niet leuk en ze heeft misschien wel gelijk. Haar mama had ook al eens zoiets gezegd. Sam lijkt het niet zoveel te doen, ze reageert niet echt op de uitbrander van de juffrouw en als de juffrouw weg is, gaat ze gewoon door met takken van struiken trekken. Ze doet alsof er niks is gebeurd.
Als Sam verdrietig is of zich pijn heeft gedaan, lost ze het zelf op
Zo reageert Sam altijd. De juf lijkt maar moeilijk tot haar door te dringen. Als de juf uitlegt hoe de kinderen een knutselwerkje gaan maken, is Sam soms al begonnen, of ze doet waar ze zelf zin in heeft. Als ze iets niet begrijpt, vraagt ze niet om hulp. Dan stopt ze of lost het op haar eigen manier op. Ook met andere kinderen gaat het moeizaam. Sam wil altijd de baas spelen. Ze kan niet goed in het spel van anderen meegaan. In de fruitpauze of bij een traktatie wacht Sam zelden op de rest. De juf maakt zich zorgen hierover; Sam is pas 5 en dit gedrag wordt eerder sterker dan dat het minder wordt. Omdat Sams moeder zelden op het schoolplein komt, besluit de juf een keer bij Sam en haar moeder langs te gaan.
Sams moeder is blij met het bezoek en vertelt open hoe ze zich voelt en hoe het gaat thuis. Sam woont met haar moeder en haar broertje in een huis vlakbij school. Na school loopt Sam vaak alleen naar huis; soms komt haar moeder haar halen, maar vaak ook niet. Sams moeder heeft het zwaar. De vader van Sam komt vaker niet dan wel opdagen en ze staat er dus grotendeels alleen voor. Ze heeft een klein baantje en kan het financieel net rondbreien. Naast fysieke klachten heeft ze ook last van depressieve klachten. Op de dagen dat ze zich niet goed voelt, ligt ze veel op de bank. Sam is een zelfstandig meisje waar haar moeder weinig omkijken naar heeft. Na school pakt ze wat te eten en te drinken en gaat spelen. Soms kookt Sams moeder en eten ze samen aan tafel, maar als ze ziek is, lukt dat niet. Sam pakt dan een boterham of een koek of iets anders waar ze zin in heeft en in huis is. Als zij wat te eten pakt, staat haar broertje er vaak meteen bij om ook wat te vragen. Natuurlijk geeft ze hem dan ook wat te eten. Als Sam verdrietig is of zich pijn heeft gedaan, lost ze het zelf op of ze gaat – als dat mag – bij haar moeder op de bank liggen. Afspreken met vriendjes of vriendinnetjes doet Sam niet veel. Ze lijkt zich thuis alleen goed te vermaken. Over Sam maakt haar moeder zich niet veel zorgen. Ze vindt Sam een verantwoordelijk meisje, dat heel goed haar eigen boontjes kan doppen. Als ze zich niet fit voelt, heeft ze weinig omkijken naar Sam. Over Sams broertje maakt ze zich meer zorgen. Hij is pas drie jaar, maar het is een klein driftkikkertje. Als het hem niet zint, slaat hij er meteen bovenop. Hij lijkt geen rekening te kunnen houden met anderen.
De juf hoort het verhaal van Sams moeder en ze ziet haar worsteling. Ze houdt heel veel van haar kinderen, maar door haar fysieke en psychische gezondheid kan ze nu niet voor hen zorgen op de manier die ze zou willen. De juf sluit het gesprek af met de suggestie dat Sams moeder contact opneemt met een hulpverlener die zowel haar als haar kids kunnen helpen.
De zelfstandigheid van Sam blijkt in wezen een overlevingsstrategie te zijn
Op de terugweg naar huis realiseert de juf zich dat Sam zich op school net zo gedraagt als thuis: ze dopt haar eigen boontjes, ze houdt geen rekening met anderen en lijkt ook geen vertrouwen te hebben in de sturing van anderen. Dit is hoe Sam thuis leert om te (over)leven. Sam zorgt vaak voor haar eigen eten en drinken; als haar iets niet lukt, of ze heeft ergens last van, is er vaak niemand die haar daarbij helpt of troost. Logisch eigenlijk dat ze op school ook zo doet. Ze weet niet beter.
Basisvertrouwen
De zelfstandigheid van Sam blijkt in wezen een overlevingsstrategie te zijn. Dankzij de ‘bemoeienis’ van de juf van Sam kan er iets ten positieve veranderen. Een veilig gehecht kind leert dat zijn gevoel er toe doet en kan daardoor ook op die manier reageren naar anderen. Een veilig gehecht kind kan gemakkelijker gezag van anderen kunnen aanvaarden. En dat is positief; ook al klinkt dat misschien raar in onze cultuur die ‘autonomie’ zo belangrijk vindt. Gezag aanvaarden betekent niet dat je een mak lammetje bent. In een samenleving kun je niet alles alleen doen; je zult op anderen moeten vertrouwen en je tot op bepaalde hoogte voegen naar afspraken en regels van anderen. Een veilig gehecht kindje heeft geleerd dat de mensen om hem heen te vertrouwen zijn. En dat regels die er zijn redelijk zijn en hem geen kwaad doen.
Dit basisvertrouwen leert een kindje in de eerste jaren van zijn leven en dit heeft een sterke invloed op hoe het zich gedraagt in zijn verdere leven. Daarom is het zo belangrijk voor ons allemaal om te investeren in de eerste relaties. In het gezin van Sam zien we dat het basisvertrouwen beschadigd is, doordat Sams ouders op verschillende manieren tekortschieten in de zorg. Door omstandigheden kan de taak van het opvoeden te groot zijn geworden. Als we investeren om ouders als die van Sam te helpen hun problemen te overwinnen, kunnen zij er weer voor hun kinderen zijn.
“It takes a village to raise a child”. Dit is zo waar, maar we zijn dat in onze maatschappij zo ontzettend vergeten. We leggen die verantwoordelijkheid steeds meer en steeds beperkter bij “het kleine kerngezin” in plaats van bij de hele omgeving. Het vraagt moed om een ander te helpen en ook om een ander toe te laten als het niet vanzelf gaat. Laten we moedig zijn.
Femke van Roozendaal is psycholoog en lactatiekundige en heeft haar eigen lactatiekundigepraktijk. Voor meer informatie over Femke kun je kijken op haar website.