Het leuke van social media is dat je soms zomaar ineens een blik mag werpen in het fotoalbum van vrienden. Zo plaatste een maatje van me – ik ken hem als zanger van diverse superruige death metalbands – laatst een paar babyfoto’s. Hij bleek in de jaren ’70 net zo’n schattig dikkopje te zijn geweest als ik. En de gele jumpsuit met oranje bloemen die hij op de foto’s droeg, had ik mijn kleine meid zo aangetrokken. Ik geloof dat ik zelf ook nog zo’n pakje heb gedragen destijds. Geel was helemaal hip voor de baby’s van de seventies. Lekker vrolijk.
Wie tegenwoordig zijn baby nog in geel of oranje wil steken, moet heel goed zoeken. Want babykleren zijn, zeker bij de grotere baby- en modewinkels, strak opgedeeld in twee kleurgroepen. Roze voor meisjes en blauw voor jongens. In de allerkleinste maatjes mag het nog wel eens neutraal wit of grijs zijn, immers, niet iedere ouder wil van tevoren weten of er een jongen of een meisje op komst is. Maar vanaf maat 62 valt er eigenlijk niet meer aan de tweedeling te ontkomen.
Gun je je kind de vrijheid om zich te ontwikkelen tot wie hij of zij maar wil zijn?
Merkwaardig eigenlijk hoe een generatie die zelf is opgegroeid in vrolijke, sekseneutrale kleuren, haar eigen kroost al van jongs af aan in twee verschillende kampen opdeelt. In de jaren ’20 van de vorige eeuw was blauw voor meisjes, omdat het een zachtere, minder uitgesproken kleur zou zijn dan roze. Toch werd blauw voordien ook wel voor jongens gebruikt, aangezien het als hemelse kleur bescherming zou bieden aan de stamhouders. De huidige indeling bestaat pas sinds de jaren ’40.
Mijn maatje en ik hebben het geluk dat we opgroeiden in de jaren van de tweede feministische golf. Daardoor werden wij in neutrale kleuren gekleed. Maar halverwege de jaren ’80 kwamen roze en blauw weer terug, en op dit moment zijn ze zo alomtegenwoordig dat mijn kleine meid in een snoezig blauw jurkje nog voor jongetje wordt versleten.
Ook in de speelgoedwinkel en zelfs in de supermarkt is de tweedeling tussen roze en blauw doorgevoerd, met prinsessenkoekjes voor de meisjes en piratenkoekjes voor de jongens, bubblegumshampoo met glitters voor de prinsessen en blauwe gel voor de piraten. En zo creëren we twee aparte kinderwerelden met, getuige het aanbod van op kleur gecodeerd speelgoed, strak omschreven rolpatronen. De prinsessen houden van poppen, van huishoudelijke taken en van mooie glitterarmbandjes, de piraten houden van auto’s, van bouwen en van dinosauriërs. Zo is het, en niet anders.
De geleerden zijn het er niet over eens of bepaalde gedragingen en voorkeuren bepaald worden door het geslacht waarmee iemand geboren wordt of door de manier waarop iemand opgevoed wordt. Wat wel vaststaat is dat mensen de neiging hebben te voldoen aan de uitgesproken of onuitgesproken verwachtingen waarmee ze geconfronteerd worden. Door kinderen al van jongs af aan in te delen in twee verschillende categorieën, met verschillende verwachtingspatronen, beperk je de manier waarop zij zichzelf zien. Roze prinsesjes zullen veel extra moeite moeten doen om zichzelf als wetenschapper of ontdekkingsreiziger voor te stellen, en blauwe piraten zullen zichzelf niet automatisch zien als een verzorgende ouder of verpleegkundige.
Natuurlijk is de toekomst van onze dochters niet vergooid met een roze jurkje, en onze zonen zullen van een enkel piratenkostuumpje heus geen meedogenloze free-fighters worden. Maar gun je je kind de vrijheid om zich te ontwikkelen tot wie hij of zij maar wil zijn, dan zou het zo’n gek idee niet zijn om de scheiding tussen roze en blauw los te laten en op zoek te gaan naar kleding en speelgoed zonder uitgesproken jongens- of meisjesverwachtingen. Zodat je kind helemaal zelf kan kiezen of ze later death-metalzanger wil worden, of kok, of dierenarts, of leraar. Of alles tegelijk.
BewarenBewaren