Ik ben verslaafd. Niet (meer) aan sigaretten, niet aan alcohol of aan drugs, maar aan…borstvoeding. In dit blog zet ik mijn gedachtegang op een rijtje.
Meer dan acht jaar gaf ik borstvoeding. Niet aan één kind natuurlijk, maar aan drie achter elkaar. Numi, de jongste, was inmiddels bijna drie jaar, en een vierde kindje woonde al in mijn buik. Die zwangerschap leek me een goed moment om te stoppen.
Ik dacht dat het beter voor mij zou zijn om te stoppen met voeden
Van te voren twijfelde ik of ze het wel zou accepteren. Ze lag vaak een groot deel van de nacht aan mijn borst te sabbelen. Als ik haar vertelde dat mama’s borsten ook moesten slapen, begreep ze het soms wel. Maar soms ook niet. Maar ik maakte mij zorgen over ‘straks’ als de baby er zou zijn. Bij mijn andere kinderen vond ik het, zeg maar, best wel slopend om te tandemvoeden. Dit keer zou ik het anders doen. Numi zou al van de borst af zijn voordat ze grote zus zou worden. Maar wat was nu het perfecte moment om haar te laten afkicken? Ik wachtte af.
Ik dacht dat het perfecte moment om te stoppen nooit zou komen
Spontaan kwam dat moment in de vorm van een griepje. Nadat ik de hele dag in een teiltje had zitten spugen, en geen kind in mijn buurt had kunnen verdragen, besloot ik dat het genoeg is geweest. Vanaf nu geen borstvoeding meer voor Numi.
Ik dacht dat ik nu eindelijk kon doorslapen
Ze accepteerde dat mama ziek was, en dat, ik maakte er maar wat van, ook ‘de borsten rust nodig hadden om beter te worden’. Daarom kroop ze ’s nachts tegen me aan en sliep, weliswaar een tikkeltje onrustig, verrassend goed door. Ik trouwens niet. Ik lag urenlang wakker. Kon ik eindelijk een hele nacht pakken, lukte het niet.
Ik dacht dat ik me euforisch en vrij zou voelen
Was ik daar blij om? Ja natuurlijk. Duh. Maar het grote overwinningsgevoel (ik had hier immers naar uitgekeken en tegenop gezien) bleef uit. Sterker nog, ik was helemaal niet blij. Chagrijnig marcheerde ik door het huis. Na twee dagen kon ik alleen nog maar janken. De tranen kwamen en bleven komen. Op dag vijf lag ik ’s ochtends vroeg in de armen van mijn allerliefste man te snikken dat ik ‘ook niet wist wat er met me aan de hand was’. Zwangerschapshormonen? Zou kunnen. Maar toen wist ik het. Ik miste Numi. En ik miste de borstvoeding. Huh?
Ik dacht dat ik nooit meer zou stoppen met huilen
Wat bleek? Niet (alleen) mijn dochter moest afkicken, maar vooral ik. Huh? Gek? Mwah. Toen die optie eenmaal in mijn hoofd opgekomen was, klonk het best logisch. Want ik wist immers alles over die fijne processen die op gang komen bij het voeden van je baby. En (1+1=2) als je stopte met de borstvoeding, stopten die processen natuurlijk ook. Niet dat ik veel merkte van die processen trouwens, want mijn moederlijf was na acht jaar gewend geraakt aan die ononderbroken stroom van borstvoedingshormonen.
Ik bedacht me dat het aan de hormonen lag
En nu? Oxytocine hoefde niet meer te komen voor de toeschietreflex. Het knuffelhormoon dat een natural high geeft als je je baby de borst geeft (maar ook als je iemand knuffelt of als je klaarkomt). Maar ook de aanmaak van het zorghormoon prolactine stopte. Prolactine helpt niet alleen bij melkproductie, maar ook bij de hechting. Aan je baby of aan je geliefde, daar zit, al doet de naam anders vermoeden, geen verschil tussen. Last but not least betekende het stoppen met de borstvoeding ook het einde van een periode van exclusieve intimiteit en nabijheid. Dit had ik blijkbaar nogal onderschat toen ik zo spontaan besloot te stoppen.
Ik dacht er continue aan hoe ik mijn grote meid aan de borst miste
Wat nu? Ik zocht informatie op internet en in mijn borstvoedingsbibliotheek. Ik belde de vroedvrouw en lactatiekundige. Een pasklaar antwoord was er niet. Ik vroeg me af of dit een kwestie van afkicken was, of dat mijn gemoedstoestand van onbepaalde duur zou zijn. Niemand wist het. Hoewel er wel informatie bekend was over vrouwen die na een paar weken stoppen met borstvoeding (er bleek een relatie met postnatale depressie), was mijn situatie (langvoedster en zwanger) waarschijnlijk iets te, ehm, specifiek. Maar ik wilde er vanaf. Voor mezelf, voor mijn kinderen en voor de baby in mijn buik, die niet bepaald gebaat was bij een gestreste moeder.
De deskundigen dachten er net zo over
De lactatiekundige adviseerde mij om extra vaak te knuffelen. Met de peuter, met mijn man, met de buurvrouw, met iedereen die lief was. De vroedvrouw vroeg mij oprecht wat mijn motivatie om te stoppen was. En of ik geen afspraken met Numi kon maken over de hoeveelheid tiet die zij tot zich nam.
Ik bedacht me en begon weer
Dus dat deed ik. Ik pakte mijn peuter, keek haar diep in de ogen en vroeg haar of ze melk wilde drinken in de avond en de ochtend, op voorwaarde dat mijn borsten in de nacht mochten slapen? Ze knikte wijs(elijk). En dus trok ik haar naar me toe, haalde de tiet tevoorschijn en liet haar weer drinken. Heerlijk drinken. En de hormonen vloeiden rijkelijk, net als een laatste traan. Dit keer van opluchting.
Vanaf nu was het weer gezellig thuis. “Je hebt je shot gehad, Drees”, grinnikte Floris toen hij mijn ontspannen uitdrukking zag. En zo was het. Ik had voor mezelf gekozen, en toevallig was iedereen daar blij mee. Hoera.
Fotografie Mirjam Hagendijk
Meer lezen:
Kerstin Uvnas Moberg | De oxytocine factor
Stefan Kleintjes en Gonneke van Veldhuizen-Staas | Het nieuwe borstvoedingboek
Voelt borstvoeding geven irritant? Dat heet breastfeeding agitation (en dit is wat helpt)