Op school of de opvang wordt je kind geroemd om zijn stoerheid, of om hoe gemakkelijk hij meedraait. Thuis heb je een weerbarstige dwarsligger of is jouw troost aan de orde van de dag. Het lijkt thuis een heel ander kind. Raar? Niet raar! Pedagoog Eva Bronsveld aan het woord.
‘Hij was zo stoer, hij heeft helemaal niet gehuild’ zei de juf van de peuterspeelzaal. Ze wees naar de knie van mijn zoon waar een enorme schaafwond op prijkte.
Het was wel vreemd dat hij helemaal niet had hoeven huilen, want als hij thuis een teen stootte kon ik dat tot op zolder horen. Thuis pakte ik hem op schoot en zei dat ik me best kon voorstellen dat het vreselijk pijn had gedaan en dat hij waarschijnlijk enorm geschrokken was. Op dat moment barstte hij in huilen uit. Terwijl hij huilde zag ik dat hij ook een wondje op zijn lip had. ‘Wat heb je hier eigenlijk?’ vroeg ik toen hij was uitgehuild. ‘Daar heb ik op gebeten, want dan bleven mijn tranen binnen,’ zei hij.
THUIS DWARS: HEEL GEWOON
Dit soort voorbeelden, waarin een kind op school heel anders reageert dan thuis, kom ik in mijn workshops ook regelmatig tegen. ‘De juf zegt dat ze er zo wel dertig in de klas kan hebben, maar thuis schiet ze om het minste of het geringste uit haar slof’. Of ‘Bij mijn schoonouders gedraagt mijn zoon zich voorbeeldig, maar zodra ik binnenkom breekt hij zowat de tent af’. Dit zijn opmerkingen die regelmatig gemaakt worden. Sommige ouders gaan hierdoor aan zichzelf twijfelen. Maar eigenlijk is het helemaal niet zo vreemd dat kinderen zich op andere plekken anders gedragen dan thuis.
Voor veel kinderen geldt dat ze zich buitenshuis sociaal wenselijk gedragen. Mensen hebben immers een oerbehoefte om bij de groep te horen. Als de groep je negeert of niet accepteert, dan doet dat pijn. De pijnreactie op buitensluiting is in het brein zelfs niet te onderscheiden van lichamelijke pijn, blijkt uit het Cyberball-experiment.
Thuis voelt hij zich zo veilig, dat hij daar wel alles eruit kan gooien
Vrij en verbindend spelen
Met niets of duurzaam speelgoed
HET CYBERBALL-EXPERIMENT
Een bekend experiment dat aantoont dat buitengesloten worden grote impact heeft, is het Cyberball-experiment van Kip Williams. Williams liet zijn proefpersonen ballen naar elkaar gooien. Sommige van de proefpersonen waren door Williams ingehuurde acteurs die na enkele worpen de deelnemers compleet negeerden. Ook al kenden de deelnemers de proefpersonen niet, het feit dat ze door hen werden buitengesloten van een simpel balspelletje zorgden voor tal van emoties. Ongemak, verdriet, boosheid en een extra grote behoefte aan sociale aandacht. Op een dag ruilde Williams zijn acteurs in voor een computerprogramma, genaamd Cyberball. Zelfs bij proefpersonen die wisten dat het maar een computerprogramma was dat hen buitensloot, ontstond een vorm van stress en werden gebieden in hun hersenen geactiveerd die ook reageren op fysieke pijn.
STERKE WIL
Het is dus helemaal niet gek dat kinderen er alles aan zullen doen om bij een sociale groep te horen, zelfs als dat soms betekent dat ze daar andere behoeften even voor moeten parkeren. Zeker gevoelige kinderen zijn zich vaak erg goed bewust van alle (onuitgesproken) verwachtingen die ergens heersen. Een juf die trots op je is als je je stoer gedraagt, klasgenootjes die meer met je willen spelen als je je hetzelfde gedraagt als zij, oma die je liever vindt als je gewoon gehoorzaamt. Het zijn nogal wat uitdagingen waar je als kind mee te maken hebt. Voor sommige kinderen is het gemakkelijk om aan deze verwachtingen te voldoen en zij zullen zich thuis dan waarschijnlijk net zo gedragen als ergens anders.
Maar wanneer je een kind hebt dat daar meer moeite mee heeft, bijvoorbeeld omdat hij heel gevoelig is of een zeer sterke wil heeft, dan kunnen dit soort situaties zoveel van hem vragen dat hij met veel frustratie, opgekropte woede of opgespaard verdriet thuis komt. Dan is het eigenlijk heel fijn dat hij zich thuis zo veilig voelt, dat hij daar wel alles eruit kan gooien. Juist als kinderen thuis al hun emoties kwijt kunnen, ontstaat er meer ruimte om te dealen met de situaties buitenshuis die zoveel van ze vragen. Het is dus niet gezond om de emoties thuis ook nog eens te onderdrukken, maar wat kun je dan wel doen om je kind hierbij te helpen?
VERTROUWEN
Om te beginnen is het belangrijk om te blijven vertrouwen op je eigen gevoel. Dat je kind zich thuis heel anders gedraagt dan bijvoorbeeld op school of bij opa en oma, wil niet zeggen dat je het thuis niet goed zou doen. Sterker nog, het feit dat hij thuis al zijn gevoelens kan laten zien, duidt er vaak op dat hij voelt dat jij er onvoorwaardelijk voor hem bent. Ook, of misschien wel juist, op momenten dat zijn gedrag hem niet zo beminnelijk maakt.
BEGRIP
Het is erg fijn voor je kind als je begrip toont voor zijn emoties. Zeker als je kind lastig gedrag vertoont, kan dat wel eens moeilijk zijn. Soms zal het zeker nodig zijn om bepaald gedrag bij te sturen, maar ook dan kun je aan de slag met wat er achter het gedrag zit. ‘Ho stop, ik laat je niet slaan. Volgens mij voel jij je heel rot nu. Kom, ik help je. Duw maar even heel hard tegen mijn handen.’ Dit is een voorbeeld waarin je wel een duidelijke grens aangeeft maar tegelijkertijd ruimte geeft aan en begrip toont voor de gevoelens van je kind.
ONTSPANNING
Als je kind af en toe stoom moet afblazen thuis, dan geeft dat dus niks. Maar als je merkt dat hij thuis met enige regelmaat uit de bocht vliegt, dan kan het helpen om meer ontspanning in te bouwen thuis. Voor sommige kinderen is de koek na school gewoon echt op. Nog even naar de winkel, dokter of gewoon ergens op bezoek kan dan net de druppel zijn die de emmer doet overlopen. Maar ook als hij na school thuis nog van alles moet, kan dat teveel zijn. Hoe meer ontspanning jij creëert, hoe makkelijker je kind de stress kan loslaten.
AUTONOMIE
Zeker als je kind wel gehoorzaamt bij strenge opvoeders en bij jou alles ter discussie stelt, denk je misschien dat je strenger moet worden.
Meestal is dit niet zo. Juist door je kind meer autonomie te geven thuis, wordt het vaak makkelijker voor hem om te accepteren dat hij op andere plaatsen wel moet gehoorzamen. Je kunt je kind bij dit laatste helpen door dit met hem te bespreken. Leg bijvoorbeeld uit dat een juf dertig kinderen heeft waar ze rekening mee moet houden of dat oma heel zuinig is op haar spullen en dat er daarom andere regels gelden.
Je helpt je kind er niet mee als je het gezag op andere plekken ter discussie stelt. Als hij dan toch gehoorzaamt omdat hij bang is voor de gevolgen, dan is de stress alleen maar groter.
GRENZEN
Sommige kinderen hebben veel baat bij voorspelbaarheid. Zeker als je kind thuis altijd al overal tegenin ging en op school opeens makkelijk meewerkt, daar goed gedijt én hij het er naar zijn zin heeft, dan zijn het misschien juist de duidelijkheid en voorspelbaarheid van school waar hij baat bij heeft. Regelmaat, vaste routines, en duidelijke regels kunnen ook een vorm van veiligheid bieden. Merk je dat dit speelt bij je kind, dan kan het wel zinvol zijn om daar thuis ook meer aandacht voor te hebben. Dat een kind thuis meer durft om de grenzen te testen is alleen maar fijn, maar vraagt wel om een ouder die stevig en krachtig blijft staan. Dat wil niet zeggen dat je meer regels moet introduceren of vaker nee moet zeggen, alleen dat je de regels en grenzen die je al hebt extra goed bewaakt.
OVERGANGEN
‘Mijn kind wacht niet eens tot thuis. Zodra hij me op het schoolplein ziet, beginnen de problemen al’. Of: ‘Ik heb nog geen woord gezegd bij binnenkomst of hij vertoont al lastig gedrag.’ De overgang van de ene opvoeder naar de andere, de overgang van de ene situatie naar de andere of de overgang van de ene plek naar de andere; voor kinderen kan dit allemaal erg moeilijk zijn. Heeft jouw kind last van overgangen, dan kun je hem daarbij helpen. Bijvoorbeeld door de overgang voorspelbaarder te maken. Als oma bijvoorbeeld vijf minuutjes voordat jij komt dit even aankondigt, komt het niet zo onverwacht. Ook kan het helpen om eerst contact te maken met je kind. Dus niet eerst naar de juf of opa luisteren, maar eerst je kind even knuffelen en luisteren naar hoe het met hem gaat. Een vast ritueel bij het ophalen kan ook helpen. Een flesje water en een doosje rozijntjes of een rijstwafel voor op het schoolplein kan ook zorgen voor een makkelijker overgang.
En als het soms toch ‘mis’ gaat, ga dan vooral niet aan jezelf twijfelen. Er zijn zoveel kinderen bij wie dit gebeurt en het wordt vanzelf beter. Blijf vooral vertrouwen hebben in je kind én jezelf. Want jij bent de veilige basis voor je kind en daar kunnen jullie beiden op vertrouwen.
Eva Bronsveld is opvoed- en onderwijsspecialist en verzorgt tal van lezingen en workshops over ouderschap. Ze maakte onder andere de inspirerende Opvoedkalender voor meer ontspannen opvoeden. Ook schreef ze het boek Temperamentvolle kinderen en Samen spelen, wat nou delen, dat ze samen met Elsbeth Teeling maakte.
Beeld: Jana Boekholt